Pat Panick-blog: Faeröer, we ontdekken het noorden
14 – 27 juni 2023 – De boze boer
In Saksun woont een boer die een hekel heeft aan de groeiende stroom toeristen die de uitgepuurde eenvoud van de Faeröer ongegeneerd komt consumeren. Her en der zijn strenge verbodsbordjes neergepoot, drones dreigt hij uit de lucht te zullen knallen en het kerkhek is recent met een hangslot vergrendeld, je komt er niet meer in. ‘Virðing’ is waar het om draait. Respect… We zijn gewaarschuwd! Want ja, ook wij zijn toeristen, op zoek naar de uitgepuurde eenvoud van de Faeröer…
Wat is het fijn als de druk wegvalt om vrije tijd zo nuttig mogelijk te besteden.
Ook eens niét zeilen in die vrije tijd, voordien voor mijn schipper haast ondenkbaar, is nu heel gewoon.
En zo wordt onze zeilboot als vanzelf een middel om te reizen en bestaat dat reizen door die heerlijke zee van tijd nu ook uit wandelen, fietsen of roadtrippen met een huurauto… Want op de Faeröer zijn niet alle eilanden even toegankelijk per boot en ben je, als je bepaalde toeristische hotspots wil zien, toch beter af met een auto.
Dag één. In de rugzak een picknick en thee, op mijn schoot de Odyssee reisgids en de ‘Map of the Faroe Islands’. Van alle 18 eilanden vormen de 13 noordelijke een grillig geheel van langwerpige puzzelstukken, uitgestrekt van noordwest naar zuidoost en doorsneden met nauwe zeestraten.
We rijden van Tórshavn naar het eiland Vágar en komen via de pittoreske dorpen Sandavágur, Miðvágur en Sørvágur 60 km verder in Gásaladur. Als toerist komt je daar voor de Múlafossur waterval. Na de lunch rijden we 65 km naar Saksun. Met gemengde gevoelens en bijna op onze tenen sluipen we er tussen de zwarte huisjes met grasdaken door, op onze hoede voor de boze boer. Daarna rijden we nog zo’n 60 km terug naar het zuiden van Streymoy waar we afsluiten met een bezoekje aan het oeroude Kirkjubøur, ooit een spiritueel centrum, nu een verstild dorpje.
Dag twee. Op de dunbevolkte Faeröer eilanden zijn er weinig wegen en op die weinige wegen rijden er weinig auto’s. Maar toch wordt het spannend want om op de eilanden in het noordoosten te komen moet je een handvol tunnels door.
Want blijft mijn schipper bij storm en ontij op zee zijn onverstoorbare zelf, tunnels maken hem nerveus.
Het begint nog rustig met de hypermoderne tunnel tussen Streymoy en Esturoy waar halfweg de enige onderzeese rotonde ter wereld zit, met daarop een verbluffende lichtsculptuur van de Faeroerse kunstenaar Tróndur Patursson. Maar op weg naar Viðareiðí, het noordelijkste dorp van de Faeröer op het eiland Viðoy, gaat het in crescendo met de tunnelstress. Steeds ouder en smaller worden de ondergrondse pijpen. De laatste heeft slechts één rijvak en is zo smal dat je denkt de rotsen te zullen raken. En alsof dat niet erg genoeg is, is ze niet verlicht, een thriller!
Gelukkig wacht in Viðareiðí een weids eind-van-de-wereld uitzicht. Om vandaar bij Múli, uitkijkpunt op Borðoy, te komen, gaat het eerst helemaal terug door die enge tunnel en dan verder over een spannend, onverhard weggetje. Links loodrechte bergflanken, rechts steile afgronden met beneden de ‘sund’ zoals het water hier heet. De mooiste wegen zijn aangeduid met een gele boterbloem. Helemaal stil worden we van de boterbloemroute die ons van het mooie Gjógv naar Eiði voert, rond de Slættaratindur, met 882 m de hoogste berg van de Faeröer…
Na het roadtrippen blijven we nog een dagje in Tórshavn. Citytrippen is wat sterk uitgedrukt voor dit compacte stadje, maar toch verrast het ons met zijn oude centrum, levendige haven en fort en een heus museum voor schone kunst. Schilderijen en sculpturen laten je er in de ziel van de Faeröer kijken, met zijn groene landschappen, blauwe zeezichten en veelkleurige dorpen. Maar ook met zijn schapen en wol, visserij en fel besproken traditionele griendenjacht of grindadráp…
En dan gaat onze tocht zeilend verder noord, naar Tjørnuvik. Vanuit Torshavn 23 mijl als je mast minder dan 17m hoog is en je onder de brug door kan die de eilanden Streymoy met Eysturoy verbindt. Maar wij moeten 40 mijl omvaren om er te komen. Niet echt een straf want na een stop in Leirvik zeilen we de mooiste route noord, tussen de langgerekte eilanden Kalsøy en Kunøy door.
Eén van de vele legendes hier op de eilanden vertelt hoe een reus en zijn gemalin ooit de snode opdracht kregen om de mooie Faeröer eilanden te stelen en ze naar Ijsland te slepen. Maar na een lange nacht vruchteloos zwoegen versteenden ze bij het eerste ochtendlicht.
Van op de ankerplek van Tjørnuvik zou je tussen de twee illustere rotsen de zon zien opgaan…
Zou. Want als ik om 4:00 mijn warme nest uit kom om de foto van mijn leven te maken, versluieren nevels en wolken spottend de horizon. Maar al krijg ik de zon niet te zien, het levert toch een mooi plaatje op…
Een dag later kondigen alle weerberichten storm aan en gaan we snel schuilen in Eidi, net aan de overkant. Als het stormweer over is, zeilen we nog naar Vestmanna, het eilandje Hestur en ten slotte Miðvágur. Die haven ligt het dichtst bij de luchthaven van de Faeröer waar op 25 juni onze opstapper Eric landt. Twee dagen later maken we ons klaar voor de volgende etappe, de oversteek naar Ijsland!