Ton Lemmers 1942

Een van de eerste schippers die met betalende gasten over IJsselmeer en Noordzee zeilde, misschien ook wel een van de laatsten. Ton heeft altijd met hart en ziel gevaren maar ziet het einde van de chartervloot naderen. “Je moet heel veel van je schip en van je gasten houden om door te gaan.”

De opeenstapeling van regels van de afgelopen decennia zit hem echt dwars: “Weet je wel wat ik allemaal moet doen om 1 minuut te varen? Begrijp mij niet verkeerd, zwemvesten voor iedereen, hoge reling in het gangboord, de maatregelen om de schepen brandveiliger te maken. Ik zou niet meer zonder willen. Je bent het qua veiligheid ook naar je gasten verplicht. Maar op een oud schip kan je niet zomaar de regels van nieuwe schepen toepassen, al wordt er wel zo naar gekeken.”

Ton was misschien 10 toen hij dobberend voor de kust van Durgerdam het schip zag dat hij later zelf zou kopen, verbouwen en schipperen. De Stella Maris, een vrachtschip dat rapen (eetbare knollen) vervoerde. Groentejager was de naam voor het type schip want ze vervoerden groenten, moesten snel op hun bestemming zijn (daarom jager) omdat anders de handelswaar zou bederven.

Voorafgaand aan de Stella Maris waren er meerdere schepen waar Ton op heeft gevaren en wat belangrijker is, die hij heeft getuigd. Dus van vrachtvaarder met een motor naar zeilschip omgebouwd. “Vroeger moest je zelf je schip zeilend maken. Je kwam elkaar tegen bij de zoektocht naar goed materiaal. Dat zelf doen gaf een kick, dat is allang niet meer zo.”

Het scheepstimmervak heeft hij geleerd bij De Vries Lentsch en dat kon hij meteen in praktijk brengen op zijn eerste schip de tjalk Noordvaarder. Veel toekomst zag Ton niet op de werf en omdat hij ook een nogal sportieve kanovaarder was kreeg hij het advies om fysiotherapie te gaan studeren. Dat bracht hem op de revalidatie-afdeling van het Burgerziekenhuis in Amsterdam. Lang duurde dat niet. Al snel werd hij betrokken bij de bouw van de Lutgerdina, het schip dat nu nog steeds in de vaart is voor zeiltochten met mensen met een handicap of beperking.

Zeiltochten organiseren deed hij toch liever met zijn eigen schip en toen in 1984 de kans zich voordeed om de Stella Maris aan te schaffen was de koop snel rond. Van een woonschip werd de Stella Maris een zeilschip om te mee te charteren. Maar hoe ging dat charteren en gasten krijgen in het begin?

“Dat ging vanzelf met de mensen die meeklusten aan het schip. Omdat je niet alles alleen kon doen, kwamen er al snel mensen meeklussen en daar ging je dan daarna mee varen. Klussen = Varen. Toen wilden anderen ook mee, die hadden niet geklust die moesten betalen. Dat waren mijn eerste betalende chartergasten. Dat was het begin, later ging het professioneler. Toen ik eenmaal op de beurs in Düsseldorf stond kregen we veel Duitsers en daarmee heb ik op de Oostzee gevaren. Dat vind ik nog steeds het mooiste gebied om te varen. Met veel of weinig wind, je kan altijd wel varen als je de open zee of de luwte onder de eilanden opzoekt.

Over het zeilen kan Ton eindeloos en vol vuur vertellen, maar van de steeds strikter wordende regelgeving wordt hij chagrijnig. “In de Lutgerdina heb ik een vuilwatertank ingebouwd die ik, geloof ik, nooit heb leeggepompt. Ook omdat in veel haven de faciliteiten ontbreken of stuk zijn om dat te doen. En nu wordt overwogen om er een zuiveringsinstallatie verplicht te stellen. Dat is verschrikkelijk duur, werkt niet goed en neemt veel plek in. Wij zijn strenger in de regelgeving dan de Duitsers of de Denen.

Er zouden internationale regels moeten komen die voor iedereen gelden. Anders heb je hier over 10 jaar niet meer de chartervloot zoals we die nu kennen. Elk jaar verdwijnen er boten en er komt niets bij.”

Zo ver is het nog niet. Met vereende krachten en met veel liefde vaart er nog een chartervloot rond IJsselmeer, Noordzee en Oostzee. En Ton? Die heeft zijn liefde voor het varen met gasten doorgegeven aan zijn zoon. Jouke Lemmers vaart met gasten op de Cherokee vooral op de Atlantische Oceaan. Voorlopig gaat het verhaal nog wel verder.

Reacties

Reacties