Hondenwacht 25 – De grote, blauwe zee
k heb de zee niet aangeraakt in al die weken dat we haar bevaren. Niet gezwommen, niet pootje gebaad, niet overboord gevallen. Soms kwam de zee naar mij. In spetters vanaf de boeg, Pre-salté.
Verder lezenk heb de zee niet aangeraakt in al die weken dat we haar bevaren. Niet gezwommen, niet pootje gebaad, niet overboord gevallen. Soms kwam de zee naar mij. In spetters vanaf de boeg, Pre-salté.
Verder lezen‘Het is hier ondiep,’ ik kijk naar de dieptemeter, 1 meter 30 geeft ie aan. Mijn boot steekt 1 meter 70.
‘Hè, hoe kan dat nou?’ Cornell kijkt me met grote ogen aan.
‘Ik zit niet in de vaargeul.’ Snel geef ik gas bij en vaar richting de geul.
‘Net aan,’ zucht ik opgelucht. ‘Dit heb ik toch niet alleen gedaan?’
‘Jij wilde toch kijken hoe die zeilboot aan de mooring lag,’ lacht Cornell.
Ik kijk over de groene heuvels en de cottages aan de River Orwell richting onze eerste Engelse haven, Woolverstone Marina. We hebben zojuist voor het eerst op eigen kiel de Noordzee overgestoken.
Waggel, dreun, kraak, bonk, waggel, dreun. Ik haat dit gezwabber en het geluid dat erbij hoort. Daar stormt het, hier is het windstil. Ik erger me en maak me ongerust. Vragen en irritaties rollen door mijn hoofd. De ergernis moet eruit.
Nee. ‘Ga toch slapen, over een uur begint je wacht.’
Het is aardedonker, waterdonker. De boot helt en ik hou me stevig vast. Ik voel ik me als een kind dat per ongeluk de handrem van papa’s auto heeft losgemaakt en nu van een helling naar beneden suist. De zee is ongedurig, net als ik.
Verder lezenVolgens de kaart varen we in een militair oefengebied voor onderzeeërs. Een Franse stem over de marifoon waarschuwt alle schepen. ‘Blijf hier weg, hou tenminste 7 mijl afstand tot ons oorlogsschip!’
De stem op de marifoon wordt dringender en ratelt een lange boodschap.
‘de heren hebben bijna geen ervaring met zeilen, dus ik stel voor dat we de dames opsplitsten’. Samen varen we de nacht in.
De hele terugweg is één groot cadeau. Prachtig weer, zon en windkracht vier. Achtentwintig uur later als we door de Stevinsluizen zijn bij Den Oever plopt Sebastiaan de champagne open voor het ontbijt.
‘Je bent nu geen beginnend zeilster meer, Gerie. Dat kan je echt niet meer zeggen.’
Even voelt het of ik in een lift omhoog ga. Ik trek het gordijn opzij en werp een blik naar buiten.
‘Zo,’ zeg ik verrast.
‘Oceaandeining,’ zegt de schipper. ‘Dit is nou oceaandeining.’
Grote trage golven komen als een muur aandrijven
Vaart die visser nou een rondje om me heen? Het kompas lijkt op hol te slaan, de zeilen klapperen. Dan ineens snap ik dat ik het ben die draait. Het is donker, er is een flauw windje en een felle stroom rukt aan het schip. Even let ik niet op en ik heb geen idee meer waar ik ben of hoe ik dit moet corrigeren. Ik vloek hardop.
Verder lezen‘We kunnen de storm wel uitrijden,’ zegt de schipper, ‘windkracht acht op open zee is niet zo erg.
Het trekt me niet. Veel wind kan een zeiler op zee overkomen, maar om een herfststorm op te zoeken?
‘Wat als het negen waait?’
‘Wat als het maar een dikke zes blijkt,’ is zijn tegenvraag.
Even aarzel ik. Ontzeg ik mezelf nu een bijzondere ervaring, vraag ik me af, moet ik dat willen meemaken, storm op zee?
Wachten? Ik hou er niet van. Wachten is doelloos, tijdverlies en verspilling van energie op een plek waar je niets te zoeken hebt, waar je bent om boodschappen te doen en dan weer weg te gaan. Wat moet je daar verder nog?
Ik app met thuis en krijg er heimwee van. Zoen!