Lola op Zee: Lola in de Carieb
De monding van de grijsbruine rivier, zo breed als het Markermeer, voert ons naar zee. De ochtendzon brandt, vissers in open bootjes doen hun werk. Uren later pas neemt de oceaan zijn diep staalblauwe kleur weer aan; de rivier is opgelost, Suriname verdwijnt achter de horizon.
Na een maand ankeren In Domburg, waar we gastvrij ontvangen zijn, hebben we zin om weer de zee op te gaan. Het is ook weer wennen aan het grote water. Om het ons gemakkelijk te maken hebben we de genua alvast voor een kleiner voorzeil verwisseld en een dubbel rif in het grootzeil gestoken. Hard gaan we niet, nog niet, maar als de oostenwind straks opsteekt, zijn we blij met deze zuinige zeilvoering.
Terwijl de duisternis invalt, neemt onze snelheid langzaam toe. Het rood groene toplicht wijst naar de sterren. Op de ruim invallende passaatwind helt Lola helt licht over naar bakboord en zoeft richting Tobago, vijfhonderd mijl naar het noordwesten. De wind, 25 knopen, is harder dan voorspeld.
De jonge immigratieambtenaar van Tobago doet een middagdutje in zijn warme kantoor. Hij heeft zijn bureaustoel in de luie stand gezet – zijn hoofd vlakbij de staande ventilator – zodat hij achter zijn hoge balie nauwelijks zichtbaar is. Ik kuch zacht. Hij schrikt wakker en toont – heel even – een glimp van een betrapte glimlach. Een seconde later heeft hij zijn stoel en zijn ponteneur opgekrikt en de gebiedende toon van de immigratieman hervonden. ‘Passports, ship’s papers’. We vullen de verschillende formulieren in, waarin ook de opmerkelijke vraag gesteld wordt hoeveel verstekelingen, “stowaways”, we vervoeren. Ik zet een streepje. De collega van customs is er niet, zegt de immigratieman. Maandag terugkomen.
Zeilboten uit alle windstreken, de meeste van het low budget type, liggen in een kluitje bij elkaar. De groen omzoomde ankerbaai van Charlotteville, Tobago is mooi, niet al te druk en diep: we ankeren op twintig meter water, waarvoor we de vaste ankerketting voor het eerst met extra lijn moesten verlengen.
Tobago, niet ver van Venezuela en eeuwenlang onderwerp van strijd tussen Engeland, Frankrijk en Nederland (ooit in ons bezit onder de naam Nieuw Walcheren), is behalve mooi ook arm. Bij een kraampje aan de kade kopen we vers fruit en groente. De vrouw vertelt dat ze altijd werkt, zeven dagen per week. Toerisme is de belangrijkste bron van inkomsten voor Tobago, maar heel veel toeristen zien we niet. Zeilers des te meer. In de moderne, koele bibliotheek met snel internet doen ze schoolwerk met hun kinderen.
Op weg naar Grenada, het volgende eiland ten noorden van Tobago, remt de stroom ons af. Pas na zonsondergang komen we in de baai Le Phare Bleu aan. In het donker een onbekende haven aanlopen is geen fijne bezigheid, al helemaal wanneer die omringd is door koraal en kleine rotsen. We kruipen voorzichtig langs een paar groene en rode bakens en twijfelen of we de nauwelijks verlichte jachthaven zullen binnenlopen of toch buiten in de baai zullen ankeren. We wagen de gok, schuiven op de tast naar binnen – Renske ziet net op tijd een paar rotsen voorbij de haveningang – en maken vast aan de eerste beste steiger. Een half uur later kunnen we in het luxe havenrestaurant aanschuiven voor het speciale Valentijns menu.
Voor het eerst sinds Mindelo liggen we in een jachthaven. De accu’s gaan aan de lader, we vullen de watertanks plus extra jerrycans tot de nok en tandenborstels en scheerapparaten gaan ook aan het infuus. Renske doet een uitgebreide handwas in de kombuis – het water is gratis hier. We halen die dertig dollar per nacht er wel uit.
In St George, de hoofdstad van Grenada, beklimmen we de steile weg naar Fort George, het 17de eeuwse fort dat een mooi uitzicht op de baai en de stad biedt. Een plaquette met namen van geëxecuteerde politici op de binnenplaats roept de herinnering aan Fort Zeelandia in Paramaribo op. Nog geen jaar na de decembermoorden in Suriname werden ook hier in Grenada politieke tegenstanders uit de weg geruimd. Wel onder totaal verschillende omstandigheden: het waren partijgenoten die revolutieleider en premier Maurice Bishop en vijftien anderen hier tegen de muur zetten. Nog een verschil: de hoofdverantwoordelijke, vice-premier Bernard Coard, kreeg levenslang, later omgezet in dertig jaar gevangenisstraf.
In twee etappes, via de idyllische ankerplek Halifax aan de westkant van Grenada, zeilen we een paar dagen later naar het eiland Carriacou, ten noorden Grenada. Hier vinden we de Carieb zoals we ons die voorgesteld hadden. We ankeren in Tyrrel Bay, waar de verse kreeft desgewenst bij de boot bezorgd wordt en je sfeervolle terrasjes op roeiafstand vindt.
Ik besluit voor het eerst in vijfentwintig jaar weer te gaan duiken. De laatste keer dat ik dat hier deed was Jan Douwe Kroeske mijn duikmaat en kwam regisseur Bauke Kappers ons vertellen welke opdracht we moesten doen voor Jules Unlimited. Nu mag ik, na een korte opfriscursus van instructeur Bob, doen wat ik wil onder water. Onbezorgd zweef ik tussen de trompetvissen.
Zeilvrienden Guido (Morgaine), Ronald en Liesbeth (Ia Orana)en onze Zwitserse vrienden Hajot en Maja (Anori) vinden we hier in de baai ook weer terug. De Carieb is mooi.
Pieter Jan Hagens op Lola op Zee