De oestermannetjes

oestermannetjes Heleen tekening
Tekening: Heleen van den Broek

Tekening: Heleen van den Broek

Langzaam trekt de vloed zich terug. Zeesla komt boven en kleurt het wad groen. Ze doet het goed dit jaar en in de verste verte nog geen zeeslak te zien.
Smalle witte tongen van kokkelschelpen vormen grillige lijnen om een groot schip, een schip wat ligt te wachten op laag water.
In de verte steken de eerste oesters hun ruwe koppen voorzichtig boven het zeewater uit.
Tijd voor de oestermannetjes om wakker te worden.

Opperoesterman Jan duwt de deur van zijn huisje voorzichtig open en slaat een been over de scherpe grillige rand van zijn bed. De rest van zijn lange lijf volgt moeiteloos. Hij draagt een feloranje jas, gemaakt uit resten van een oude regenbroek, ooit aangespoeld op de bank.
Eénmaal buiten gooit Jan met een klap de deur achter zich dicht. Kontroleert nog even het slot, waarna zijn dag kan beginnen.
Zoekend kijkt hij om zich heen voor een glimp van zijn didgeridoo. Een smalle maar lange messchelp, versiert met kleine stukjes parelmoer, gebruikt hij al jaren als wekker voor de rest van zijn volk.

Legt zijn lippen om het mondstuk en blaast. Een lage toon, gelijk de wind waait over de oesterbank. Binnen een paar seconden gaan honderden deurtjes open en staan vele mannetjes en vrouwtjes in alle kleuren en maten te trappelen op de bank.

Ze trekken witte kisten achter zich aan. Viscooperatie Texel staat er op. Oudere oestermannen gebruiken een drietand om hun evenwicht op het ongelijke slik te bewaren. Ze zijn net kleine Posseidons. Kinderen spelen op springkussens, gevormd door jonge doorzichtige kwallen.

Nog een keer waait de toon van de digeridoo over de bank en alle mannetjes en vrouwtjes beginnen hun ochtendgymnastiek. Op de maat van de wind worden afwisselend van links naar rechts kleine oesters geplukt en met een boog in de kisten gegooid.
Geen moment gunnen ze zichzelf rust. Het tij is ongenadig, ze moeten pakken wat ze pakken kunnen. De groep verplaatst zich snel over de bank. Als er voldoende oesters zijn geplukt, wandelen ze verder over het slik naar hun favorite kokkelplek.
Blote handen schrapen over de klei, om met iedere greep een aantal kokkels naar boven te halen.

Klein moment van rust in de groep. Allemaal kijken ze naar het oosten. Opperoesterman Jan wijst met zijn fel oranje armen naar een oesterbank aan de horizon. Hij is de enige die ooit zo ver heeft durven gaan.

De enige die niet bang was om van de bank te vallen. Jan vertelt graag en vaak over die andere bank. Over oestermannen en vrouwen aan de overkant. Dit net als zij strijden en zwoegen voor hun bestaan. Vertelt over de tijd dat er nog volop vis te vangen was op het wad. Botjes trappen of vissen met een staand wand , een wand gevlochten door oestervrouwtjes met behulp van sterke draden uit de mosselbank. Waar is alles gebleven? Hij zwijgt een moment, draait zich dan weer om en raapt een oester op.

Meebewegen met wat komt is onze enige keus. Meebewegen en om ons heen blijven kijken naar de schoonheid van een immer veranderend wad. Om dat laatste kracht bij te zetten ontkurkt hij de fles van de dag. Een kleine ronde kurk vliegt met een grote boog naar het einde van de bank. Kleine glaasjes staan al klaar. Handig maakt ieder mannetje een oestertje voor zich zelf open. Neemt een slokje champagne. Spoelt zijn mond en laat de oester naar binnen glijden. Wat een dag. Geen dag is als een andere. En morgen, morgen begint alles weer van voren af aan.

De eerste golf likt aan de rand van de oesterbank. Voor de laate keer die dag weerklinkt de didgeridoo. Nu twee keer. Alle oesterdeurtjes worden hermetisch gesloten. Stilte valt over de bank.

Alleen twee alikruikjes schuiven gezamenlijk nog een stukje verder in de avondzon.

Janet Frieling

oestermannetjes

Reacties

Reacties