Sailing Sea Rover: Nachtzeilen

Het is niet zo dat ik er zelf om gevraagd heb. Sterker; ik zie er zelfs tegenop. Maar we moeten vaart maken om de zeiltocht over de Atlantische Oceaan tijdig te volbrengen, dringt zoon Dick aan die óók de captain is van zijn schip de SEA ROVER. Hij vaart zijn boot van het Griekse Lefkas in ongeveer acht weken naar Amsterdam en in Lissabon stap ik aan boord.

De Golf van Biskaje, die we eind september van het Spaanse A Coruña willen overvaren naar het Franse Brest, kan in het herfstseizoen geteisterd worden door hevige stormen. Daar wil je met een schip van 13 meter niet in belanden, zelfs een geoefend zeiler als hij niet. Als je eenmaal gaat, dan is er geen weg meer terug. Dan moet je 70 tot 80 uur doorstampen met huizenhoge golven: drie dagen en drie nachten achter elkaar. En dus gaan we nachtzeilen. Dan houden we de vaart erin.

De zeiltocht van vandaag gaat van start in het Portugese Cascaïs. Een forse wind waait van het noorden naar het zuiden. Dit betekent jammergenoeg dat we moeten motoren en als het even kan zeilen bijzetten. Eerst het grootzeil en met gunstige wind ook de genua.

Om zeven uur in de avond geeft Dickie Rensen instructies. We verdelen de ‘nightwatch ‘ook al slaapt hij de hele reis tijdens het varen steevast op de bank in de cockpit om in geval van alarm direct achter het grote stuurwiel te kunnen staan. Ik moet het scheepvaartverkeer in de gaten houden, de dieptemeter en ook de richting van de wind. In geval van twijfel moet ik hem wakker maken, dringt hij aan. Want op zee heeft hij het voor zeggen en verder niemand anders.

Als de zon die avond roodgloeiend achter de horizon verdwijnt en de nacht zich aandient, is het al snel pikkedonker. De maan is een sikkeltje dus die laat het ook afweten om op zee een beetje bij te schijnen. Links van de Sailing Sea Rover zie ik in de verte de witte lichten van vissersboten heen en weer deinen op de onrustige zee. Aan de rechterkant zie ik de kust. Soms verlicht soms donker omdat er stad noch dorp is gebouwd. De vissersboten liggen op veilige afstand. Maar is dat ook zo? Afstand is in het donker maar bar slecht in te schatten, realiseer ik mij. Een grote vissersboot kan zo voor je opdoemen en stopt nooit. Dan is het maken dat je wegkomt.

Net als ik me zorgen ga maken, springt een groep speelse dolfijnen voor de boeg uit het water. Je hoort hun piepende ademhaling als ze hun longen volzuigen met lucht en onderwater hard meezwemmen met de boot, die zo’n 5.5 knopen vaart. Hun gestreepte huid zie ik oplichten in het zwakke schijnsel van de maan.

Mijn ‘nightwatch’ is van drie tot zeven uur in de morgen. Beneden in de kajuit staat de koffie in de Italiaanse perculator te pruttelen. Een volle mok moet me door de vroege uren van de morgen heenslepen en dat lukt aardig totdat de klok vijf uur slaat. Mijn ogen beginnen zwaar te worden en af en toe krijg ik een wegtrekker waar ik zelf het hardste van schrik. Nieuwe koffie durf ik niet te maken. Ik begin te neuriën om mezelf wakker te houden en af en toe gooi ik een klets water uit de fles die naast me staat in mijn nek. Dan schrik ik wakker. Maar het effect is van korte duur.

Totdat Dick om zes uur ineens naast me staat. De wind is gedraaid, een zeil klappert licht, het moet getrimd worden. Een minuut later ligt hij weer op zijn bank verder te slapen en glijdt de boot langzaam de nieuwe dag in. De wind neemt toe, de golven worden hoger en de jonge kapitein neemt het roer weer over. In de verte nadert Porto. De volgende stop op de zeiltocht naar Amsterdam.

Rik Rensen – 8 oktober 2022

Reacties

Reacties