Peter Moree 1949

Muzikant en zeiler, had het liefst zijn piano meegenomen aan boord. Dat lukte bij zijn rond de wereldtocht (1979) niet. Later liet hij een groter jacht bouwen waarin dat wel kon.

“Op 30 maart 1979 verkoop ik mijn huis. De auto de piano e.d. zijn al weg en ’s middags woon ik aan boord van m’n ‘Ouwe Reus’. Mijn plan is om dit de komende drie jaar te blijven doen en naar Australië en terug te zeilen”, zo begint het verslag van zijn wereldreis.

Moree heeft geen haast en zeilt met bemanning naar Falmouth; vandaar neemt hij met één bemanningslid deel aan Azores and Back Race. De AZAB is voor ‘Ouwe Reus’ bedoeld als testreis en het schip gedraagt zich goed, maar het is erg traag, mede door de enorme hoeveelheden reserveonderdelen, eten gereedschap en dergelijke. De tocht heen 1200 mijl gaat in 17 dagen, de terugtocht in 18 dagen.

Terug in Falmouth worden behalve een nieuw boordlicht, nog wat spullen gekocht en er komt een nieuwe ‘bemanning” aan boord, een zeilvriend en twee aardige Francaises. “Het leven van een vrijgezel is zo kwaad nog niet”.

Kustzeilend langs de Spaanse en Portugese kust gaat het naar het zuiden. Met wisselende opvarenden gaat het naar Villamoura, waar de beide Franse ‘equipieres’  weer aan boord komen voor de grote oversteek naar West Indië. Van één van de Francaises heeft hij geleerd om een zonnetje te schieten. De overtocht verloopt uitstekend, twee weken zuidelijke wind, ”de passaat was met vakantie”, twee dagen windstil ”we zwemmen midden in de oceaan” en daarna goede voortgang met de NO-passaat.

Een uur voor aankomst in Bequia, gaat Moree voor de wind met uitgeboomde genua, maar hij verzuimt de bulletalie te zetten. De klapgijp komt, met als gevolg een gapende hoofdwond bij een bemanningslid. De ambulance staat bij aankomst klaar om de gewonde naar het ziekenhuis te brengen.

“Eric Hiscock schrijft in zijn boeken en artikelen over het verschijnsel van het verliezen van de aandacht voor het zeilen, in het zicht van de haven, na een lange zeiltocht. Als schipper schaam ik me diep voor mijn luiheid om niet ,voor het laatste uur, een lijntje naar voren te hebben gezet. Dat anderen van mijn schade en schande mogen leren”.

Het verslag verder bevat een groot aantal adviezen voor oceaanoversteken, over uiteenlopende zaken als zeilreparaties, noodzender, reserveverlichting, financiën, verzekeringen, boeken, pilots enz.

In 1980 zeilt Moree na, wat hij beschrijft als het “tot nu toe het prachtigste zeiljaar van mijn leven”, van Bequia via Grenada, Bonaire, Curacao, Aruba naar het Panamakanaal. Daarna de Parel Eilanden, Galapagos, Paaseiland, de Pitcairngroep, de Tuaotu’s, Tahiti,  Bora Bora , de Tonga Eilanden naar Nieuw Zeeland. 

Op Paaseiland zijn in de laatste 13jaar  slecht 4 jachten per jaar geweest en ‘Ouwe Reus’ blijkt het tweede Nederlandse jacht te zijn na ‘Stormvogel’ in 1967”.

Op de Vavau Eilanden ontmoet hij een aardig meisje uit de Verenigde Staten dat met hem meezeilt en waarmee hij enkele maanden later trouwt. Na her- en verstouwen vertrekken ze voor de tocht naar Whangarei op Nieuw Zeeland.  “Na 4400 mijl alleen zeilen, is het bemanningsprobleem opgelost”, aldus het verslag.

Het gelukkig gesternte tot  nog toe, verlaat “Ouwe Reus”;  250 mijl ten zuiden van Tonga loopt het schip op  de klippen. Het zijn twee kleine atollen zonder enig land die bij hoog water ca.1 meter onder water staan. Moree verwachte er pas ’s middags aan te komen maar liep al in de vroege morgen op het koraal. Hij ziet als oorzaak een onnauwkeurig gegist bestek, maar het kan ook heel goed een onnauwkeurigheid van de kaart geweest zijn. “ Het was geen pretje met de achterop komende oceaandeining”. “In het begin dacht ik dat het schip lek geslagen was en het zag er naar uit dat dit het einde was van schip en reis. Maar gelukkig kwam er hulp van drie andere jachten, waaronder het Nederlandse schip ‘Rampetamper’ en “na 28 uur keihard werken redden we het schip. Alles werd van boord gehaald en gelukkig was het 48 uur na het vastlopen springvloed. Ook gelukkig heb ik een stalen schip, geen ander materiaal was in dezelfde situatie heel gebleven. Met een deuk in mijn schippers trots en in het schip, zeilen we verder naar Nieuw Zeeland. Na elf dagen van goed zeilweer, dolfijnen, een reuzenschildpad en de eerste albatros komen we in Whangarei aan. Zover dan weer een schitterend zeiljaar 1980, vol avontuur”. Het verslag eindigt opnieuw met een aantal opmerkingen en aanbevelingen voor lange afstand zeilers.

In 1981 zeilt ‘Ouwe Reus’ van Nieuw Zeeland naar Sri Lanka. Langs en tussen de riffen van het Great Barrier Reef gaat het in dagtochten verder. In Singapore wordt hij beroofd van al zijn geld en van zijn papieren. De ambassade is hem erg behulpzaam bij het oplossen van zijn probleem. Het gaat hierna verder naar het eiland Sabang ten noorden van Sumatra , daarna naar de Nicobar eilanden, waar ze nog nooit een modern zeiljacht hadden gezien. Het welkom was zeer hartelijk, daarna zeilt hij naar Sri Lanka. Over het jaar 1981  schrijft hij dat “dit jaar zeilen wel interessant is geweest,  maar het heeft niet zo mijn hart gewonnen als in 1980 in de Stille Zuidzee”.

In 1982 zeilt ‘Ouwe Reus’ van Sri Lanka huiswaarts. Er komt een zeilvriend aan boord voor een paar weken en tijdens een tocht met een jeep over het eiland ontmoeten ze nog twee “Zweedse schonen” die wel meewillen naar de Maladiven. De meisjes (“die helaas van elkaar hielden en niet van ons”) vertrekken weer, evenals de zeilvriend en dan is Moree weer allen en voelt hij zich “ erg eenzaam”. Zijn bemanningsprobleem is dus niet, zoals hij in de Stille Zuidzee verwachtte, opgelost. Het volgende traject moet dus singlehanded. Via Soedan zeilt hij naar Suez, dit wordt het moeilijkste deel van zijn reis, veel tegenwind, veel scheepvaart, ”mijn radaralarm wekt me zo vaak, dat ik bijna negen dagen zeer onregelmatig en weinig slaap”. “Als ik in de buurt van de Golf van Suez kom, ben ik zo vermoeid dat het niet meer wil lukt om m’n bestek na te rekenen en weet ik niet meer waar ik zit” Hij besluit op de kust af te sturen vindt er een rif en gaat daar voor anker. Kustzeilend en ankerend gaat het verder.

In Suez nodigt de plaatselijke commandant, een kolonel van 28 jaar oud, hem uit voor een tocht per jeep; ze bezoeken de berg waar Mozes zijn tien geboden ontving. Moree heeft “positieve gevoelens over de Arabische wereld”, die echter teniet gedaan worden door zijn ervaring in het Suez Kanaal. “Contacten met agenten, officials. loodsen en dergelijke waren zeer negatief. De volgende keer maar via Zuid Afrika”.

In Frankrijk wordt de ‘Ouwe Reus’ bij Port  Louis aan de monding van de Rhone ‘ontmast’ voor de tocht door het Canal du Midi,  in Bordeaux gaat de mast er weer op. Met nog een stop in La Rochelle waar het schip op de wal gaat voor een grote onderhoudsbeurt, om “als nieuw “ IJmuiden te kunnen aanlopen.

Het verslag eindigt: “Mijn schip ligt te koop en ik ga snel de paar bedrijven langs die mij werk bieden. Terug in de commercie. Voor ik het in de gaten heb loop ik al weer in een net pak. Dertig landen en eilandengroepen bezocht in drie en een half jaar. Een stuk levenservaring rijker. Een nieuw droomschip wordt ietsje groter, er moet een echte piano mee volgende keer”.

Naschrift van Peter Moree (2013)

De twee charmante Francaises  doen het nog altijd goed in het verhaal over mijn zeiltocht rond de wereld. Nu 35 jaar later zijn het nog altijd goede vriendinnen van me. Het zwervende leven mis je wel na zo’n tocht. Gelukkig heb ik later nogmaals grote reizen gemaakt met mijn gezin met de 70 ft “Kim”, die ik kon laten bouwen nadat ik mijn bedrijf verkocht had. Nu ik wat ouder en  verstandiger ben geworden, vaar ik sinds het jaar 2000 in de 36 ft ‘Tintel’ al jaren in de zomermaanden naar Noorwegen en Zweden.

Met dank aan Jasper Bruinsma van de Kustzeilers

Wekelijks verschijnt er een mini-biografie op Zeilhelden over een Nederlandse of Vlaamse zeiler m/v die iets bijzonders heeft gepresteerd. Als je denkt dat je naam hebt die in deze galerij niet mag ontbreken stuur dan een mailtje naar redactie@zeilhelden.nl

Reacties

Reacties