Kris kras door het Engels Kanaal
Met pijn in ons hart moeten we de jachthaven van Cowes verlaten. De haven ligt vol met klassieke zeiljachten voor de Cowes Classics Week. Onze X Yachts 302 is nog nét niet een klassieker, dus we moeten van de havenmeester plaatsmaken voor de iets oudere dames. We nemen afscheid van de Italianen die Cornell na een dag poetsen verblijdde met een blikje bier. Deze haven bruist van de energie en de zeilers komen uit alle windstreken om hier te zeilen.
‘We komen hier zeker terug en dan blijven we een paar dagen langer, ‘ roepen we in koor als we Cowes achter ons laten.
Afgelopen zomer zeilden wij kris kras door het Engels Kanaal. Het eerste deel van mijn column lees je hier: ‘Ik ben in het verkeerde land geboren’
Beaulieu River
Onze twee Engelse ‘bootburen’ in Eastbourne waren het meest enthousiast over Buckler’s Hard. Vanuit Cowes steken we The Solent over. Twee uur voor hoogwater, want anders ligt Beaulieu River droog. Opnieuw een spannend avontuur. Want toch spookt het steeds door mijn hoofd: ‘Zijn we niet te vroeg?’
We strijken de zeilen en volgen de kronkelende rivier, die steeds nauwer en groener wordt naar Buckler’s Hard. Verstopt tussen de bomen zien we hier en daar een landhuis en langs de oever van de rivier liggen verschillende soorten boten aan een mooring.
‘Volgens mij heeft de bassist van de Dire Straits, John Illsle hier een hotel.’ Cornell kijkt naar een gigantisch kasteel dat boven de bomen uitsteekt.
‘Dit is tot nu toe het mooiste wat ik gezien heb.’ Het is zo groen, rustig, vredig en toch ademt het een zeer rijke geschiedenis uit.
‘Hier werden vroeger koopvaardij- en marine schepen van hout gebouwd. Er is ook een museum, wat heel bekend is’, vertelt Cornell. ‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden hier in de bossen soldaten getraind.’
‘En deze rivier is privé-eigendom van een Lord.’ Dat heb ik dan weer ergens gelezen.
‘Hij is misschien wel de enige man ter wereld die een rivier bezit.’
‘Xtra Dry, welcome,’ galmt het door de marifoon.
Op de steiger zwaaien twee mannen naar ons. Wat een warm welkom. Ze helpen ons aanmeren en ik vraag de heren de oren van het hoofd over de Lord van wie deze rivier is. Ze vertellen ons dat de getijderivier en het omliggende natuurgebied privé-eigendom was van Lord Montagu. Zijn over- overgrootvader kocht het ooit voor een prikkie van de Monniken die de rivier in 1200 van de Koning kregen. Lord Montagu was niet vies van een feestje en er kwamen beroemdheden zoals Mick Jagger bij hem over de vloer. Hij overlijdt in 2015. Zijn zoon Ralph Montagu erft de boel en draait nu de scepter over de rivier, de groene heuvels en de jachthaven.
‘So Baron Montagu is your boss?’
‘That’s right’, zeggen de twee lachend. ‘And he is a good boss to work for.’
Hij is misschien wel de enige man ter wereld die een rivier bezit.
Tijd versus wind
In de plaatselijke pub met uitzicht op de rivier drinken we een echte Engels lekkernij, Pimm’s. Terug in de haven komen de zeekaarten weer op tafel en bekijken we verschillende weerapps.
‘Overmorgen is er geen wind voorspeld,’ zegt Cornell. ‘Het is ruim zestig mijl naar Cherbourg (Frankrijk). Morgen staat er wel een goede wind om Het Kanaal over te steken.’
Ik weet waar hij op doelt. We zeilen liever dan op de motor. In Cowes hebben we besloten om via de Franse kust terug te zeilen richting Nederland.
‘We komen hier echt nog wel een keer terug.’ Hij slaat een arm om me heen.
‘Ik ben verliefd geworden op deze plek.’
Wat kijk ik uit naar de tijd wanneer we geen klok meer hebben en kunnen wachten op de wind, waar dan ook.
De vogels van New Forest zijn nog maar net op en de zon piept tussen de bomen door als we de kronkelende Beaulieu River verlaten. Dat we midden in een natuurgebied varen is nu duidelijk te zien en te horen. Via de Needles verlaten we Engeland. De beloofde wind laat zich van zijn slechte kant zien, we moeten de motor bijzetten en net voor middennacht komen we aan in Cherbourg.
Sprookjesboek
Cherbourg is een fijne uitvalshaven om bij te tanken, wassen en boodschappen te halen. De Kanaaleilanden lonken naar ons, maar we hebben nog maar een week vakantie. Dus zeilen we na een dag verder richting de Seine.
‘We zijn te vroeg.’ Ik kijk naar de berekeningen die ik eerder heb gemaakt. ‘Het is pas om 16:30 uur hoogwater en ik heb geen idee of we voor die tijd door de sluis kunnen. Ik heb dat nergens kunnen vinden in de Reeds.’
‘De kaart zegt dat het twee meter is. Dus het lijkt me dat we er gewoon in kunnen,’ merkt Cornell op.
Door de flinke tegenstroom lijkt het alsof we achteruit varen. Toch gaan we vooruit volgens de snelheidsmeter. De motor brult hard. Normaal zouden we nu met zes knopen door het water schieten, nu zijn het er twee.
‘Misschien was het toch beter om op zee te wachten.’ Ik kijk al ruim een uur naar hetzelfde torentje op de wal.
‘We hebben de tijd.’ Cornell zet zijn zonnebril op.
Ik gooi mijn benen in de lucht, smeer wat zonnebrand op mijn neus en pak een boek. ‘Dobberen op het water, wie wil dat nou niet op vakantie,’ lach ik.
Het duurt de hele middag voordat we bij de sluisdeuren van Honfleur zijn. Het is een nauwe doorgang.
Ik kijk naar de hoge zware sluisdeuren ‘Wat doen we als de stroom ons wegduwt? Misschien moeten we nog even wachten.’
‘We halen het wel,’ zegt Cornell.
‘Het is niet diep genoeg.’
Ik krijg geen gehoor van de havenmeester. Het maakt me nerveus. Er staat een flinke stroming en we weten niet of er genoeg water staat in de sluis. De gigantische hoge deuren gaan open. Cornell draait de boot richting de sluis en de dieptemeter loopt net zo hard als het water langs de boot stroomt terug.
‘Het is niet diep genoeg.’ Ik kijk naar de dieptemeter die zestig centimeter aangeeft.
We varen door en ik gooi een lijn over de bolder in de sluis. Ik wrijf het zweet van mijn voorhoofd. We liggen en onder ons is het drie meter diep.
‘Wat was dat?’
‘Ik denk een bergje zand. Ik heb niets gevoeld.’
Met een harde klap sluiten de deuren achter ons zich en de sluis stroomt vol met zoetwater. We stijgen wel zo’n vijf meter. De deuren naar de bewoonde wereld gaan open en Honfleur lijkt wel een stadje uit een oud sprookjesboek. Met een draaimolen in de haven, in de verte een reuzenrad en tientallen terrassen met gekleurde luifels en parasols. We blijven er een paar dagen om te slenteren door de kleine straatjes, wijn te drinken en kaas te eten. Het bourgondische leven voelt goed en voordat we er niet meer zonder kunnen gooien we onze trossen weer los.
Wasmachine
Onze drie weken vakantie zijn bijna voorbij en we besluiten om via Engeland terug te zeilen naar Nederland. Alleen is de weersvoorspelling niet best. Na weken van weinig wind is er nu een flinke bries voorspeld. De windapps kleuren groen en geel. We proberen zo noord mogelijk te komen en zeilen een nacht door. Al is slapen lastig want met de wind op onze kont rollen we steeds van bak- naar stuurboord. De wind trekt steeds meer aan we besluiten om in Ramsgate uit te rusten.
‘We redden het niet,’ roep ik boven de wind uit. De windmeter geeft vijfentwintig knopen aan. Ons zeiljacht is veranderd in een speelbal van de zee. Een wasmachine is er niets bij. De grijs groene zee met zijn witte schuimkoppen klotsen tegen de boot. Samen met de zuidwestenwind worden we richting het noorden ‘gegooid’. Mijn hoofd zit vol watten na een nacht niet goed kunnen slapen. De haveningang van Ramsgate is nog nooit zo klein geweest.
‘Naar de rooie boei sturen,’ ik wijs naar de boei op de pier van zwarte stenen.
‘Dat doe ik,’ roept Cornell boven de wind uit.
Ik zit aan stuurboord en zie de groene boei op de pier steeds dichterbij komen.
We gaan één á twee knopen vooruit.
Verliest onze motor het van de wind en de stroming?
Cornell heeft de helmstok in zijn handen: ‘Ik red het makkelijk.’
Ik kan niets doen… alleen afwachten dat dit wasprogramma voorbij is. Gelukkig is die van korte duur, want zodra we tussen de pieren zijn is de rust teruggekeerd.
En dan liggen we drie dagen verwaaid in Ramsgate. ‘Ook dit is zeilen,’ reageren andere zeilers via de app. We vermaken ons prima. Lezen een boek, pakken een film en kijken met veel plezier terug naar de afgelopen weken op zee. We kunnen niet anders zeggen dat het een fantastische zeilvakantie was. Met een flinke bak wind uit het Zuidwesten steken we voor de laatste keer Het Kanaal over richting IJmuiden. De vakantie zit erop en aan boord zijn de plannen voor 2020 al gemaakt. Meedoen met de Colin Archer Memorial Race, een zee-zeilwedstrijd van Lauwersoog naar Larvik, Noorwegen.
‘Alleen die EK finale van Oranje tegen … is een ‘dingetje’ op zondag 12 juli,’ aldus Cornell.
‘We zullen het zien,’ lach ik.
Gerie Smit