Onze eerste 24 Uurs: ‘Dit is niet de Sport I’
‘Hoeveel mijl is het nog naar de WV19?’
‘Nog 4 mijl,’ Cornell kijkt op de snelheidsmeter die 1.5 knopen aantikt. ‘En het is nu 16.00 uur. Als we zo blijven varen dan halen we de finish niet voor 19.00 uur.’
De WV19 is de laatste boei voor de finish. Daarna is het nog ruim 6 mijl.
‘We moeten iets doen. Maak Henry en Nico, onze bemanning, wakker. Misschien een andere koers varen, maar we moeten iets doen anders is het voorbij voor ons.’
We liggen in de haven van Cowes, het zeilmekka van Engeland, te kijken naar de zeilende jachten op de Solent wanneer ik door Zeilhelden wordt gevraagd om verslag te doen voor de 24 Uurs Zeilrace.
Ik kijk in de agenda. Voor Cornell is het onmogelijk om het laatste weekend van de bouwvak weg te gaan, maar de 24 Uurs valt nu een week later.
‘We kunnen ook meedoen,’ zeg ik.
Cornell zegt direct: ‘Ja.’
We sturen een appje naar de broer van Cornell, Henry ook een zeiler, en Nico onze vaste bemanningslid tijdens de woensdagavondwedstrijden. Ze gaan mee. Het is geregeld. In de haven van Cowes schrijf ik ons in voor de 24 Uurs Zeilrace. Een wedstrijd op het Marker- en IJsselmeer, Wadden- en Noordzee. Het doel lijkt simpel: in 24 uur zoveel mogelijk mijl varen. Maar er zijn uitgezette rakken én elke rak mag je twee keer varen. Tegen de wind kan er natuurlijk niet gezeild worden en voor de wind vindt onze X-Yachts ook niet fijn. Dus dan blijven er niet zo heel veel lijntjes over.
Voorbereiding
Henry print alle kaarten met en zonder rakken uit. Het puzzelen is begonnen. De voorspelde wind is noordoost, later oost en nog later helemaal geen wind.
‘Misschien wordt het wel afgelast,’ zegt Henry bezorgd. ‘Want als er geen wind is komen we nooit aan in Medemblik of we moeten starten in Enkhuizen.’
Een paar dagen voor de race komen alle kaarten met boeien, rakken en weersvoorspellingen op tafel. Ook krijgen we hoog bezoek van de man van wie we het zeilen hebben geleerd. En laat die man, Klaas Jan Kroon, nu ook de voorzitter van de 24 Uurs zijn. Puur toeval. Na een paar uur overleg staat ons besluit in de kaart: We starten in Volendam en gaan zo snel mogelijk richting het IJsselmeer.
Als er een prijs is voor beste tacticus, moet Nico die winnen!
Eindelijk is het zover. De zon schijnt en met een snelheid van 5 knopen gaan we precies om 19.00 uur over de startlijn. De wind is harder dan voorspeld en komt uit het noordoosten. We hadden veel minder wind verwacht, dus we zijn zeer tevreden. Onze navigator/tacticus Nico bepakt met een handkompas, de laatste weerkaarten, rakkenkaart, een kaart met onze geplande route en de kaart van het Marker- en IJsselmeer heeft alle rakken die we willen zeilen al uitgestippeld met daarbij de geschatte snelheid en tijd van aankomst. Ook heeft hij een document gemaakt waarop staat wat we van plan zijn en wat we uiteindelijk hebben gevaren. Als er een prijs is voor best voorbereide tacticus moet Nico die winnen.
‘Eerst naar de Sport J daarna gaan we omhoog.’ Nico kijkt door de handkompas. ‘De boei ligt op 107 graden.’
Lachend en vol energie ronden we de eerste boeien op het Markermeer. De zon gaat onder, we drinken koffie en eten flippen ( Volendamse vloerkadetten) met zalmsalade. Met een volle buik gaan we de nacht in, richting de Sport I.
Sport I
‘Volgens mij is dat hem?’ Ik wijs naar een geel knipper lichtje.
Cornell zit aan het roer, Nico zit in de kajuit boven de kaart en Henry en ik staan op de uitkijk. Op de skyline van Lelystad staan tientallen lichtjes. Ook wordt er gewerkt op het water, felle lampen schijnen in mijn ogen. Het is verwarrend.
‘Die Sport I is verplaatst,’ roept Nico naar boven. ‘Dat zei Klaas Jan. Dat daar is hem niet!’
‘Moet wel,’ zeg ik. ‘Er knippert nergens anders een lampje.’
Henry kijkt op de Navionics app: ‘Het moet de Sport I zijn.’
‘Nee. Daar ligt ie niet!’ Nico is zeker van zaak en buigt zich weer boven de kaart. ‘Hij ligt op 5° 21,390.’
‘Daar heb ik niks aan,’ roept Cornell. ‘Waar moet ik naartoe?’
Ik kijk om me heen en zie alleen vast licht. Geen knipperlichtje te verkennen. ‘Alle boeien knipperen. Die daar knippert.’
‘Het is niet de Sport I!’ Nico schudt zijn hoofd. ‘Die ligt meer in het oosten. We varen nu op 20. De I ligt op 21.’
‘Weetje. We kijken welke boei dit is en dan weten we het maar zeker,’ zeg ik.
Henry schijnt met de zaklamp op de boei. Geel is ie wel.
‘SM 1 roepen we in koor.’
‘En nu?’ Cornell kijkt om zich heen.
Nico buigt zich weer boven de kaart. ‘Naar het oosten.’
Cornell draait de boot en ramt op een haar na bijna een baggerschip dat voor anker ligt. ‘Wat is dit?!’ De schrik zit er goed in.
‘Direct vergeten en door,’ zegt Henry. ‘Net als een verkeersboete, direct betalen en vergeten.’
‘Maar waar is die boei?’
‘Volgens de coördinatoren gaan we er recht op af,’ Nico houdt de kaart omhoog. ‘We zijn er bijna.’
‘Maar ik zie hem niet,’ zucht Henry.
‘Ik zag hier net ook andere boten, dus hij ligt hier echt.’ Nico is zo zeker van zaak en dat geeft vertrouwen.
Na een paar minuten varen we de boei voorbij en ronden we volgens Nico de Sport I zonder dat we de boei hebben gezien. ‘Ik heb een foto gemaakt van onze positie tijdens het ronden van de I, dus als er vragen komen. We hebben hem gerond.’
Ik zie zelfs een vallende ster. Genieten met een grote G!
De zoektocht naar de boei heeft me slaperig genoeg gemaakt om de kooi in te duiken. De adrenaline is iets weggezakt. Met een raampje open, zodat ik niets mis, val ik in slaap en na uurtje word ik weer wakker omdat we de KG10 passeren.
‘Gaan we door de sluis?’ Ik stap mijn kooi uit.
‘Nee,’ zegt Cornell. ‘De wind is nog steeds noordoost.’
‘Maar daar is meer wind.’
We besluiten om naar de EA2 te gaan en hopelijk is de wind dan naar het oosten gedraaid. De mannen gaan elk een uurtje te kooi en zo wisselen we elkaar af. Met een snelheid van 4 a 5 knopen zeilen we over het Markermeer tussen de groen en rode lampjes van de jachten die ook meedoen aan de race en een hemel vol sterren. Ik zie zelfs een vallende ster. De halve maan laat een prachtig silhouet achter op het water. Ik geniet met een grote G!
Opnieuw op jacht naar de Sport I…
‘We gaan naar de Sport I.’ Nico zet een lijn uit naar de boei. Het is nog steeds donker buiten. ‘Er zit niks anders op. De wind is nog steeds noordoost.’
‘We kunnen dat stukje naar de sluis ook opkruisen.’ Ik kijk op de kaart en zie dat het om een halve mijl gaat.
‘Ja dat kan, maar na de sluis moeten we naar de KG en die ligt ook precies op 70 graden. Dus pal tegen. Het gaat toch goed hier op het Markermeer? Er staat meer wind dan voorspeld.’
Ik knik. Onze tacticus heeft gelijk. ‘Opnieuw op jacht naar de Sport I.’
Henry zit achter het roer: ‘Weten we nu waar ie zit?’
‘Nico heeft een positie in de kaart gezet en ik in de plotter,’ zeg ik. ‘Dubbelcheck.’
Nico en Cornell gaan nog even te bed en met Henry zeil ik naar de Sport I.
‘Geer. Ik zie hem nog steeds niet.’
‘Volgens de plotter ligt ie op een halve mijl.’
‘Dan zou ik hem toch echt moeten zien.’
Naast ons vaart nog een jacht die dezelfde richting op zeilt. Dat geeft rust. Er moet hier in de buurt ergens een boei zijn, anders zitten we allebei fout. Het alarm van de plotter gaat af.
‘0,2 mijl we naderen de boei.’
‘En nu?’ Henry kijk me vragend aan.
‘Dan ligt ie er gewoon niet,’ zeg ik geïrriteerd.
‘Daar is ie!’ Henry wijst naar voren.
Uit het donker doemt een gigantische gele boei op.
‘Hij is niet verlicht.’
Ik maak Nico wakker: ‘Het lampje is stuk. Daarom konden we hem niet vinden.’
Nico springt omhoog. ‘Zie je wel.’
We gaan overstag en Cornell wordt ook wakker. Ik smeer broodjes en zet koffie. De zon komt op en de wind draait eindelijk naar het oosten.
De wind gaat te bed
Wanneer de zon hoog aan de hemel staat gaan we eindelijk door de sluis. Op het IJsselmeer worden de lange broeken verwisseld voor een korte en de wind gaat te bed. Nico zet een kruis door de geplande route.
‘We moeten zo snel mogelijk naar de finish,’ zegt Cornell. ‘Zo halen we het niet.’
‘Kijk eens achter je,’ zegt Nico.
Honderden bootjes met alle zeilen op in alle kleuren van de regenboog zitten ons op de hielen.
‘Dan halen zij het al helemaal niet,’ Nico kijkt naar de horizon.
Henry neemt het roer over van Cornell. We zetten een boom op het gennaker zeil en Nico houdt met de pikhaak de wind in de genua. Naast ons wordt het steeds drukker. Er wordt gelachen, gezwommen, muziek gedraaid en met moeite worden de zeilen in de wind gehouden.
De wind ontwaakt en heel langzaam komt het hele wedstrijdveld bij elkaar voor Medemblik. De snelheidsmeter loopt steeds hoger op en tikt zelfs af en toe de 3 knopen aan.
‘Dit is toch fantastisch,’ roept Henry.
De sfeer aan boord van Xtra Dry is goed. Volgens de berekening van Nico gaan we rond tien voor half zeven over de finish. Ruim op tijd. We pakken een koud blikje bier en iets over half zeven, na bijna 24 uur en 93 mijl zeilen we over de finish. Onze eerste 24 Uurs is een feit.
Gerie Smit
Feiten
Tot slot nog wat feitje op een rij van deze 55e editie van de 24 Uurs.
Van de 407 ingeschreven boten gingen er 393 over de startlijn, waarvan er 24 uur later 271 door de finish zeilden. Slechts 219 kwamen reglementair over de streep. Gemiddeld werd er dit jaar 106,53 mijl gezeild, minder dan de 125,88 mijl van vorig jaar. Dat levert een gemiddelde snelheid van 4,45 knopen op, tegen 5,24 vorig jaar. Al met al, ik ben zeer trots op ons team Xtra Dry.