Lola op zee: Geen mug te zien

Fijne spetters van de boeggolf waaien in onze gezichten, de brul van de buitenboordmotor is oorverdovend. Met vrienden Wendy en Ron en dochter Suzie varen we over de Surinamerivier, richting jungle. Onze jonge ietwat verlegen schipper, Kalusha, stuurt de korjaal vakkundig langs rotsen en door stroomversnellingen. Toen hij acht jaar oud was, gaf zijn vader hem zijn eerste les en nu is Kalusha een ervaren bootsman, die de gevaren van de rivier kent. Midden in een stroomversnelling neemt hij gas terug, stuurt een haakse bocht, wipt de ronkende buitenboordmotor omhoog – kennelijk ondiep hier, al kun je dat niet zien – ontwijkt een rots en hup, we scheuren weer verder naar Botopassi, twee uur verder stroomopwaarts. Met wapperende haren varen we langs groene oevers van ondoordringbaar regenwoud en nederzettingen met mooie namen als Nieuw Aurora, Gaantatai en Futunakaba. Vrouwen in fleurige omslagdoeken doen de was in de rivier, blote kinderen zwemmen en een Surinaamse man gooit een hengeltje uit. Dit is het gebied van de Marrons, weggelopen slaven, die ooit het oerwoud verkozen boven de uitbuiting op de plantages.

Mijn beeld van de jungle – donker, muggen in wolken, vochtige hitte, slecht slapen in een hangmat – is ietwat naargeestig. Dat heeft zeker te maken met het boek dat ik lees, Dichter in de jungle van Roelof van Gelder. Het is de biografie van John Stedman, een Schotse militair die in de achttiende eeuw in deze Surinaamse jungle met een expeditieleger op pad is. Ze moeten de weggelopen slaven opsporen of doden, maar dat lukt niet erg. Regen, muggen en moerassen zijn grotere vijanden dan de Marrons, die zo slim zijn het gevecht uit de weg gaan. Stedman, die het ternauwernood overleeft, deed ook iets nuttigs: hij schreef een boek over zijn tijd in Suriname, Narrative of a five years’ expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Een beroemd boek, een van de weinige beschrijvingen van het slavenleven op de Surinaamse plantages.

Mijn sombere beeld moet ik na aankomst in hotel Botopassi snel bijstellen. Het is hier zonnig en droog en er is geen mug te zien. En er zijn ook geen hangmatten maar ledikanten met matrassen; we slapen prima in het hutje met het palmbladeren dak. Beheerder Kenny is een grappige man, die met zijn Surinaamse tongval en acteertalent iedere gast inpakt: ‘waarschuw me als je een mug ziet, ik kom onmiddellijk!’ In de jungle geeft hij ons uitleg over spinnen, telefoonbomen en wurglianen. Een man met een machete loopt ons tegemoet en glimlacht vriendelijk. ‘Hij komt van zijn kostgrond’, zegt Kenny. De Marrons verbouwen zelf hun groenten en fruit, voor eigen gebruik en voor de verkoop. We lopen verder naar traditionele dorpen in de omgeving, die bestaan uit zandpaden en eenvoudige huisjes, en naar het museum dat aan de Marrons is gewijd.

De laatste dagen van onze maand in Suriname breken aan. We laten onze haren knippen door Patricia van Warung Rita, zien in Paramaribo een mooie theatervoorstelling van Bodil de la Parra, gaan uit eten met collega Dave en zijn vrouw, en laden de oude huurauto weer vol met boodschappen. We zullen overmorgen met lichte weemoed de Surinamerivier afvaren naar zee. De volgende stop is Tobago.

Pieter Jan Hagens op Lola op Zee

 

Reacties

Reacties