‘Er hangt een vuil hemd in de lucht’


vuil hemd foto 1

Ik drink koffie en kijk vanuit mijn huis uit het raam naar de bomen. De bladeren en zelfs de takken bewegen. Er staat een mooie wind. Cornell komt de woonkamer in: ‘We gaan zeilen.’
‘En de bar dan?’
‘Ik heb alles in huis. De aardbeien en limoenen heb ik gisteren gehaald. We moeten wel om vijf uur terug zijn. Ik wil voor zes uur open.’
Ik maak een sprongetje, sprint naar boven en kleed me om. Aangezien we een cocktailbar in Volendam hebben, is het niet altijd mogelijk om in het weekend te zeilen. Om te kunnen zeilen moet er natuurlijk ook gewerkt worden.
‘Mijn broer Henry gaat ook mee,’ roept Cornell naar boven.
‘Hij is toch op vakantie? Hij zit toch in Amerika?’
‘Hij is net geland op Schiphol en vraagt of we op hem willen wachten.’
Henry, mijn zwager is ook helemaal verliefd op zeilen. Hij heeft nog geen één keer nee gezegd.
‘We kunnen ome Kees ook vragen. Die kwam ik laatst tegen en die wilde graag mee.’
‘Helemaal prima. Ik heb genoeg koffie aan boord.’

 

De zon schijnt met hier en daar een wat dik uitgevallen schapenwolkje

Ome Kees staat ons op de steiger al op te wachten.
‘Heb je eerder gezeild?’ Vraag ik.
‘Ik ben vroeger weleens mee geweest op de botter,’ lacht hij. ‘Ik moest mee. Ik heb flink wat meegemaakt op zee…’
Cornell en Henry lachen hem toe. De neefjes hebben in de loop der jaren veel verhalen gehoord van de tochten op de botter van hun opa.
We varen de jachthaven uit. De wind is warm. We trekken op onze korte broek en T-shirt de zeilen omhoog. Er staat 12 knopen wind. Perfect. Ik maak koffie en verwen de bemanning met een gevulde koek. We genieten en kletsen wat over de boot.
‘Er hangt een vuil hemd in de lucht.’ Ome Kees wijst naar een klein grijs wolkje tussen de blauwe massa. Niemand reageert. De mannen kletsen door en ik was in de kajuit de bekers af.
BAM!
‘Wat doe jij nou?’ roep ik tegen Cornell. Het lijkt alsof hij ineens het roer heeft omgegooid.
‘Ik doe niets. Dit is de wind.’
De boot ligt op haar zij. Cornell houdt het roer amper. Ik gooi de theedoek op de grond. Gelukkig had ik net alle bekers veilig opgeborgen en ren naar boven. De lucht is veranderd in een grijze deken. De schapenwolkjes die eerder wit waren kleuren bijna zwart. De windmeter tikt 33 knopen aan.
‘Ik pak het roer over. Dan kan jij de zeilen losgooien,’ roep ik boven de wind uit naar Cornell.

 

Mijn blonde staart raakt bijna het water

‘Ik zei het toch. Een vuil hemd,’ zegt ome Kees die heel kalm blijft zitten.
Ik zet de motor aan, maar krijg de boot niet overeind. Cornell gooit het grootzeil iets losser en laat het zeil tot het tweede rif zakken. Er verandert niets. Inmiddels regent het zo hard. Het lijkt wel of ze emmers water naar beneden gooien.
‘De fok!’ Gil ik. ‘De punt komt niet omhoog er staat te veel druk in de genua.’
‘Maar straks waait ie helemaal kapot als ik hem losgooi,’ zegt Cornell.
‘Voorzichtig iets losser gooien…Nu kan ik niks.’ Ik geef een dot gas. ‘Ik krijg de boot niet rechtop.’
Cornell en Henry laten de genua iets vieren.
‘Er gebeurt niets,’ schreeuw ik inmiddels. Ik vind het allemaal veel te lang duren.
‘De lijn zit vast!’ Roepen ze in koor. Cornell kruipt naar de punt van de boot.
‘Waarom stuur je de boot niet met de wind mee?’ Vraagt ome Kees.
‘Nee. Straks een gijp en dan knalt alles naar de andere kant.’
Hij kijkt me onbegrijpelijk aan.
‘Dan komt de wind aan de andere kant in het zeil. En met deze wind komt er dan zoveel kracht op de giek. Dat dat… Nee. Dat is te gevaarlijk.’
Cornell heeft de lijn, die bleef haken aan het raam los gekregen. Henry laat de genua iets vieren en Cornell rolt de genua een stukje in. We worden weer de baas over de boot. We varen met meer dan 30 knopen aan de wind. Onze X snijdt als een mes door het water nu haar zeilen goed getrimd zijn. Ik kijk om me heen en zie dat een zeilboot iets verderop al zijn zeilen naar beneden heeft gegooid. Als een dol paard hobbelt ze over het water met de zeilen als een wirwar over de hele boot geslingerd. Dan ben ik toch wel trots dat wij zijn blijven zeilen.

 

Als een dol paard hobbelt ze over het water met de zeilen als een wirwar over de hele boot geslingerd

‘Vet heftig,’ lacht Henry. ‘Nooit saai hier.’
We varen terug richting Volendam. De regen stopt en de zon komt weer tevoorschijn. De wind zakt net zo snel als ie naar 33 knopen ging weer terug naar 10 knopen. We trekken alle zeilen op en laten ze en onszelf drogen in de zon.
‘Dus dit was een vuil hemd ome Kees?’ Vraagt Cornell.
‘Ja. Ik had jullie gewaarschuwd, maar jullie wilden niet luisteren.’
‘Niet luisteren. De lucht was blauw,’ zeg ik.
‘Tja… Maar er hing wel een vuil hemd in de lucht.’
Niets is zo veranderlijk als het IJsselmeer.
Gerie Smit

Reacties

Reacties