De oceaan over met Peppi-en-Kokki-apparatuur
Na heel wat manuurtjes doormeten kwamen we erachter dat de windmeter stuk was. Nota bene de windmeter, het ding waarvan ik het nut betwijfelde, schakelt nu het hele systeem uit?
Geachte heren Frostadt en Cannon,
Aan u deze brief, als de bazen van respectievelijk Navico en Raymarine. Uw markt beslaat samen het leeuwendeel van de Nederlandse markt en ook een flink Europees en Amerikaans deel. De moeite dus om me tot u te richten.
In 2014 heb ik de elektronische navigatie gekocht voor Duurzaam Jacht de ‘Ya’. Ik wilde gewoon, maar degelijk spul kopen. Degelijk, want het komt op de ‘Ya’, het demojacht voor duurzaam varen. Het werd een marifoon met AIS, windmeter, log en dieptemeter, allemaal zichtbaar gemaakt op de plotter. En een reserve elektronisch kompas dat erop kon worden aangesloten.
Al dit spul wordt aan elkaar gekoppeld, of in goed jachtnavigatie-Nederlands: “ge-interfaced”.
Ik twijfelde even over de windmeter. Echt nodig is-ie niet. Mijn navigatie en zeilvoering bepaal ik op veel meer factoren dan alleen maar de windsnelheid. Anderzijds, vaak gaan gasten mee die houvast hebben aan de getallen die ze van zo’n meter aflezen. En ik wilde een radar, want bij slecht zicht is zo’n ding goud waard. Een broadband kost je weinig stroom.
Niet alleen de radar, maar alles gaat via dat scherm. Al dit spul wordt aan elkaar gekoppeld, of in goed jachtnavigatie-Nederlands: “ge-interfaced”. Ik zag alles werkend in de toonzaal in een simulatie-omgeving. De verkoper had zijn praatje klaar: “Je kunt het ook touch screen bedienen, zie je? Ja, dat is wel even state of the art.” Hij klikte zich een weg door de plotter en vertelde ondertussen hoe slick de verschillende features waren. Door al die koppelingen waren de functies inderdaad schier eindeloos. Als stuurman kende ik ze wel, op “wedstrijd-features” na. Door de complexiteit moet je wel een goede degelijke zeevaartopleiding hebben zodat je je bewust blijft hoe ze zijn opgebouwd. Want soms maken ook goede navigators daardoor smerige fouten. Maar daar was de verkoper in de toonzaal niet mee bezig.
Om het gesprek weer vlot te trekken, vroeg ik naar de Mean Time Between Failures. Ik had op de zeevaartschool immers dit engelse centrale begrip in de wereld van de maritieme apparatuur geleerd. Helaas, hij kende het begrip niet. Ik legde uit, een kompas heeft een heel hoge MTBF, het duurt heel lang voor het ding kapot gaat. Een GPS heeft een best lage MTBF. Maar het had zijn interesse niet en hij begon over de features van de radar.
Ik heb me niet laten ontmoedigen en aangeschaft wat ik nodig had. We trokken zelf de kabels. Vanwege het interfacen zijn dat heel dure kabels, met nog duurdere verbindingsstukjes. En nog best kwetsbaar ook. De installateur kwam voor de verdere installatie. We kregen het niet aan de praat. De plotter gaf niets aan, zelfs geen positie. Niks deed het verder. Zeker onze fout, door een breuk in een kabel?
Maar ho even. Met 1 kabelbreuk heb je dus gelijk geen plotter, geen AIS, geen koers, niets meer? Ja, zei de installateur, want het is geinterfaced. En vroeg ik in mijn beste jachtnavigatie-Nederlands: “Kunnen we het dan niet de-interfacen?” Met een minzame glimlach zei de vakman dat alles voor stand alone dan gecustomized moest worden en dat zou veel, heel veel geld kosten. En dat is bij elk ander merk net zo.
Na heel wat manuurtjes doormeten kwamen we erachter dat de windmeter stuk was. Nota bene de windmeter, het ding waarvan ik het nut betwijfelde, schakelt nu het hele systeem uit?
“Ja, dat kan maar zo.” zei de installateur. “Maar we gaan even de mast in met een nieuwe en klaar is Kees.
“Ja, Kees misschien, maar waar is die op zee? Want ikzelf heb geen reserve-onderdelen.”
Met een minzame glimlach begon de man een lang technisch verhaal, dat ik het ook kan doorlussen en kortsluiten en opletten op allerlei draadkleuren en dat ik me dan niet moest vergissen vanwege doorgebrande transistoren. Of condensatoren. Of resistoren – wat maakt het uit, de brandlucht is eender. Hoe dan ook, zijn truc stond niet in de manual. Je kunt ook een soort eindstoppen kopen, waarmee je de zaak “afblindt”. Stond ook niet in de manual.
Achteraf gezien, was ik eigenlijk blij om te zien hoe makkelijk dit hele systeem kapot kan. Want ik zou welgemoed zijn vertrokken, zoals Peppi en Kokki welgemoed aan het werk togen en daarna toet-toet-boing-boing alles in het water valt. Zijn Peppi en Kokki op de wal, dan komt het wel weer goed. Maar ik kies zee, met Peppi-en-Kokki-spul en zonder een klare Kees aan boord.
Ik heb eerst de nieuwe tabellen voor astronomische plaatsbepaling gekocht, want deze en mijn sextant werken altijd. Maar daarna wel even de importeur gebeld, of het spul wat duurzamer gemaakt mag.
“Hoe bedoelt u mijnheer?”
“Nou, bijvoorbeeld dat alles getropicaliseerd is, om te beginnen.”
“Nooit van gehoord, in de 8 jaar dat ik hier werk. Hoe werkt het?”
“Elektronica wordt voor de tropen (vocht, hitte) eerst even behandeld. Printplaten krijgen een beschermend laagje, dat soort dingen. De kostprijs gaat er misschien een Eurootje van omhoog.”
“Wij hebben het meeste in IPX6 of 7.”
“ Dat zegt of het tegen stof en een plens water kan. Maar de zoute lucht komt nog steeds kast met elektronica. Weliswaar fraai ontworpen, maar niet luchtdicht. Daarom tropicaliseer je. ”
“Ik zal het er eens met de fabrikant over hebben.”
stuk
Voorjaar 2015 ging de Ya varen. Eind 2017 ging de plotter een beetje stuk. Een beetje, want het touch screen scherm zit dan op 1 punt vast. En voor je AIS identificatie heb je dit aanraakscherm nodig. Maar goed, ik vaar ook prima zonder die apparaten, dus heb ik de wereldomzeiling er niet voor stilgelegd.
Na terugkomst van de wereldreis bracht ik de plotter naar de reparateur. Die zei me dat alle merken meestal na 3 jaar stopten met het maken van onderdelen, dus ik moest geluk hebben. Hij begon er begin 2019 aan. Het hele apparaat deed het ineens niet meer. De complete firmware was verouderd, omdat een cruciaal chipje maar tot 31 december 2018 kon tellen. Zo’n chipje was bij aankoop vast een paar dubbeltjes goedkoper dan een gewoon chipje, dus bezuinigt u als fabrikant op. U weet wel, u als fabrikant van de chique verkochte uw eigen apparatuur een oceaan moet oversteken, om er op 1 januari, met nog 1000 mijl te gaan naar Barbados, achter moet komen dat alles op zwart staat.
Totdat u met uw eigen spullen een oceaan bent overgestoken, noem ik u, als fabrikanten van uw jachtnavigatie-apparatuur voortaan Peppi en Kokki.
Mijn vraag aan u, als fabrikanten van jachtelektronica, is of het wat duurzamer mag. Dat verlengt de mean time between failures. Dat maakt het product veiliger. Dat is maakt het product beter. Daar worden mijn gasten en ik, en uw andere klanten, blij van.
Mijn voorstel aan u als fabrikanten zou ongeveer zijn: bepaal de garantietermijnen op bijvoorbeeld 2 of 3 jaar, en de onderdelen zijn na te bestellen tot 15 jaar. Of zoals BMW het met zijn motoronderdelen doet: 20 jaar, ook goed. Uit onderzoeken blijkt – en het zal bij u niet anders worden – dat de fabrikant dan veel meer kwaliteit levert. En het kost hetzelfde, want je hoeft niet meer zo’n enorm verkoopcircus op te tuigen; dat geld stop je in je product en dat verkoopt zichzelf. Want wie gaat met goedkoper spul de oceaan oversteken als je ook kwaliteit kunt krijgen.
En nog wat: het scheelt een hele hoop afval, elektronica is van het erge soort. Daar maak je de kinderen blij mee. Net als Peppi en Kokki dat doen.
Met vriendelijke groet,
Peter Hoefnagels
a/b Duurzaam Jacht ‘Ya’