Kolderverhalen over het Fransche Gaatje: Goud
Eric de Groot schreef een aantal verhalen over de herkomst van de naam het Fransche Gaatje, gebundeld in het gelijknamige boek. Dit is een fragment uit één van de verhalen. Zijn boek is te bestellen via de boekenpagina op deze site.
… Twee uur later stonden de 48 Fransen op de Richel. Alles uitgeladen. Simon probeerde nog te wijzen op de wolken en probeerde een tikkende klok na te doen. Maar de Fransen begrepen het niet. Ze werden ongeduldig. Alsof er werk te wachten stond. Simon dacht: stik dan maar, en vertrok. De S. Cargo laveerde moeizaam terug naar Harlingen. Ze hadden er hun handen aan vol, Simon en de maat. Het duurde veel langer dan normaal, maar dat hadden ze niet echt in de gaten. Het ging harder en harder waaien. Ze wilden naar huis. Nog even en het tij zou kenteren. Dan werd het tij tegen wind. Een gekkenhuis, met korte hoge golven en bedrieglijke wervelingen in het water.
Aan de kade stonden mensen met petten op te kijken hoe de praam moeizaam aanlegde in de harde wind. Ze zagen hoe de schipper de steiger op stapte. En hoe er een man op hem afstapte, die al een tijdje stond te wachten. Hoe de twee mannen heftig ruzie maakten. Hoe ze mekaar een klap gaven. Hoe een oudere man tussenbeide kwam. Hoe de twee mannen ieder een eigen kant op liepen. Hoe de zeilen nog klapperden in de wind. Hoe de oudere man de maat hielp de zeilen te strijken. Hoe de ene man een steeg inliep. Hoe de andere man over de kade op hen afkwam.
“Er zitten 48 Fransen op de Richel.” “Die krijgen zwemles, Oane.”
“Die gaan verzuipen, verdomme.”
“Ideetje van Simon zeker. Hebben ze betaald?” “Gerrit, wat moeten we doen?” Er klonk paniek door in zijn stem. Gerrit zei niks, staarde over het verwaaide Wad.
“We gaan ze redden!” zei Kane, de enige zoon van de verdronken schipper Arne Rem. Dat zei hij bij onheil weleens vaker. Ook als iedereen wist dat het voor een reddingsactie te koud of te winderig was. Daarom werd- ie de Redder genoemd.
“Dat doe je dan maar zelf Red- der, je mag mijn kano lenen.” Gelach. Oane boos, ze zouden wel degelijk wel gered moeten worden! Kane had gelijk! Kane zweeg, want hij wist dat hij het zonder vrijwilligers nooit zou redden. Ja, een geit uit de sloot trekken, dat lukte wel alleen. Zo was het ooit ook begonnen. Hij voelde er iets speciaals bij, bij zo’n natte geit, die anders het bokje was geweest. Deze keer zag het er somber uit. Kane werd later de start van iets moois, alleen gaat dit verhaal daar niet over. Er was geen oplossing. Het werd al donker. Het water kwam hoger en hoger. Springtij. De wind gierde en stootte. Een dikke acht. Er kon geen schip de haven uit. En al helemaal de S. Cargo niet. Geen mens op de dijk. In de Harlinger huiskamers werd weinig gezegd. Vooral de meiden waren stil. Bleekjes luisterden ze naar de rammelende dakpannen. Iedereen wist wat er op dat moment op de Richel gebeurde.
Eric de Groot