Nannie trilogie: Het Lied van Nannie

Dit is het laatste verhaal in een serie van drie. Peter komt in het Londense havengebied bij van zijn Wilde Vaart. Hij is een jaar niet op zee geweest, en voorziet in zijn levensonderhoud met een muzikaal optreden hier en daar. Maar de zee blijft lokken, in meer dan één betekenis. (Nannie is de naam van de heks die model heeft gestaan voor het boegbeeld van de clipper Cutty Sark).

Foto Gunnar Ridderström

Greenwich Pier, Londen, 1892

Spitsroedenlopend onder een lange rij kluiverbomen, bewonder ik de ene ranke clipper na de andere. Exotische en minder exotische geuren van verse thee, verf, kolendamp en vette stoom brengen mij in hoger sferen. Ik spring weg voor een paard en wagen, een stoomfluit gilt. Ik koop de Times van een krantenjongen, en lees:

Cutty Sark weer snelste

Verder dan de kop kom ik niet. Wat is daar gaande? Een wit bebaarde man met hoge hoed gebaart naar een boeg temidden van een groep zeelui die duidelijk iets uit te leggen hebben.

“… ongehoord! Weet je wat me dat gaat kosten? Snelle reizen, okee, maar houd mijn schepen wel heel, ja?”

Old White Hat John Willis, dat kan niet missen. Hij is not amused over het zwaar beschadigde boegbeeld van Cutty Sark. Dat is al van een jaar geleden, maar kennelijk had nog niemand aangedurfd het hem te vertellen.

“Kom op, Jock,” sust nu een van de omstanders zijn verhitte gemoed, “ik spring wel bij. Houd maar in op mijn premie.”

“Zeker weten?”

“Zeker weten. Laat er maar wat moois van maken.” En terwijl het groepje aarzelend uiteen gaat, drukt Richard Woodget zijn reder de warme hand.

“Toby, ouwe zeeschuimer! Alles kits?”

“Jazeker! Net mijn gage gehad!”

“Pas op hoor, ’t is in deze tent zo op!

“Weet ik, maar ik heb nog wat van jou tegoed, hoor!”

“O ja. Nou, wat zal het zijn?”

“Glenfiddich natuurlijk!”

“Barman! Twee Glenfiddich, en neem er zelf ook een!” En met een “Weel done, Cutty Sark!” slaan we onze drankjes achterover. 

“En,” vervolgt Toby, “hoe staat het leven? Nog eh… scharreltjes gehad?”

“Neuh… ik zing af en toe een beetje mijn kostje bij elkaar.” Hij moest eens weten wie mijn laatste “scharreltje” was…

“Zit daar brood in dan?”

“Niet veel, maar alle beetjes helpen.”

“Laat horen dan! Rolling home…” zet hij in, ik pak meteen de tweede stem op, er wordt omgekeken, geglunderd, mee geneuried, iemand pakt een viool, een ander een tin wistle, en tenslotte davert de hele pub van het zilte lied, totdat… zich in mijn oren nog een bovenstem bij het refrein voegt, een alt waartoe ik geen van al die zeelui in staat acht. Mijn blik dwaalt af, mijn bariton begint te zwalken, de zaal tolt om me heen…

“Wat had jij nou opeens?” vraagt Toby als ik wakker word in Cutty Sark’s foc’sle, waarvan de schemering een weldaad is voor mijn ogen. “Hadden ze wat in je whisky gedaan?”
“Geen idee…” kreun ik. Bijna wil ik eerlijk vertellen wat er is gebeurd, als hij vervolgt:
“Gebrek aan zeelucht, wat ik je brom. Ga de volgende reis toch weer mee, joh!”

“Zou je denken…?”

“Tuurlijk! Kijk maar naar mij!” hij geeft me een joviale klap op mijn schouder, en gaat weer aan dek.

Doldrums, Atlantische Oceaan, 1893

Volgens de middaghoogte hebben we ons kleinste daggemiddelde ooit afgelegd: 2 mijl. Woodget is al sinds zonsopgang druk in de weer met allerlei onduidelijke klusjes. Hij grinnikt geheimzinnig als we ernaar vragen, en uit zijn verblijven, vooral de badkamer, stijgen chemische dampen op.
Eindelijk komt hij tevoorschijn, sjouwend met zijn nieuwste aanwinst: een camera obscura. Een fototoestel heet zoiets, geloof ik. “Okee mannen,” kondigt hij aan, “grote top tegenbrassen! Bakboordsloep te water, twee man om te roeien!”

Toby en ik kijken elkaar aan, ik krijg een hoofdknik van hem, en even later knarsen de riemen. De grote top wordt weer volgebrast. De zee is een spiegel.

“Nou, daar gaat-ie dan!” zegt Woodget, “Belichting drie seconden!” Het statief is net een vuurtoren, staande op een plank op het dolboord. Ondanks de windstilte valt drie seconden zonder enige beweging absoluut niet mee, nadat Woodget de lensdop heeft afgenomen. Maar hij kijkt tevreden als hij onder de zwarte doek vandaan komt: “Hebbes! Volle kracht vooruit!”

De stank uit Woodget’s badkamer is bijna niet te harden als hij de glasplaat ontwikkelt. Maar het resultaat is er dan ook naar. Trots laat hij het tere kunstwerk van hand tot hand gaan. Ik kijk over Toby’s schouder, en voel mijn hart een slag overslaan als ik op het negatief – de foto wordt pas aan wal afgedrukt – een figuur op de broodwagen zie liggen zonnebaden, waarin ik duidelijk het verrukkelijke lichaam van Nannie herken…

“Lij fokkenbras!” roept stuurman Selby me uit mijn dromen: we hebben de noordoostpassaat te pakken. Bij acht glazen los ik de roerganger af, en ik kan het niet laten om mee te galmen met de prachtige alt die – voor de anderen onhoorbaar – in mijn opgetogen hoofd zingt:

Blow the wind southerly,
Southerly, southerly,
Blow, bonnie breeze,
My true love to me…

Peter Bouchier

Captain Richard Woodget (1845-1928); Cutty Sark Trust http://www.artuk.org/artworks/captain-richard-woodget-18451928-194312

Bronvermelding

Het verhaal is gebaseerd op historische gegevens. Op Peter zelf na zijn de persoonsnamen niet verzonnen, maar figuren die echt deel van de scheepsbemanning uit hebben gemaakt. Het echte boegbeeld is inderdaad in zwaar stormweer min of meer verloren gegaan, en vervangen door een nieuw dat echter volgens kenners lang zo mooi niet meer was. Ook het motief van de fotograferende schipper die in deel 3 optreedt, is historisch. Heel bijzonder natuurlijk: fotografie was in die tijd nog een ambacht, een kunst zelfs, en op zee al helemaal iets unieks. Tenslotte bevat het verhaal autobiografische elementen; ik heb de hoofdpersoon niet helemaal voor niets Peter genoemd. Mijn muziekliefhebberij inspireerde me om het volksliedje steeds te laten opduiken. Kathleen Ferrier was in de jaren ’40-’50 een beroemde Engelse alt. Haar opname van dat liedje is legendarisch. Het fantastische gevoel aan het roer van een driemaster heb ik inderdaad zelf ervaren aan boord van het Noorse volschip Sørlandet: het feit dat je zo’n zestig, zeventig meter lang gevaarte tussen je vingertoppen hebt en dat het dan reageert op iedere bijsturing terwijl de zee voorbijsnelt en de wind het tuig laat overhellen – ik kan het niet beschrijven, dat moet je echt voelen.

Reacties

Reacties