Lola op zee: Van St Maarten naar de Azoren

‘Heb jij nog gekeken?!’ Renske zit rechtop in bed, midden in de nacht.
‘Hoeft niet meer. We liggen in de haven,’ mompel ik half slapend.
‘De haven?’
‘De haven van Horta. Er zijn veel schepen om ons heen, maar ze liggen allemaal stil. We zijn er.’
‘Echt?’
‘Echt.’
‘Oh, truste dan weer.’
‘Slaap lekker schat.’

Met mooi weer vertrekken we op 9 mei uit Marigot Bay, Sint Maarten. Er worden een paar tranen geplengd bij het afscheid van de Zouterik, die we lang niet meer zullen zien omdat zij verder naar het westen zeilen. We zwaaien naar Guido en Suus op de Morgaine die net de baai binnenloopt. Ze maken foto’s van ons.

Spannend is het, het begin van zo’n lange tocht – de langste van de reis. Drie weken zullen we op de oceaan zijn, misschien langer. We hebben zin om te gaan, maar toch: is dit wel echt het goede moment om te vertrekken? Konden we toch niet beter even wachten?

Elke dag sturen we een mailtje aan de familie:
‘Lieve lui, gistermiddag vertrokken met goede halve wind. In de avond harder, aan de wind. Dat was weer even wennen en opletten waar je je aan vast pakt. Lekker gegeten, kip kokos en sperziebonen. In de nacht kruist een containerschip onze koers. Donkere nacht. Alles ok, tot morgen.’

De tweede dag zeilen we op een mooie oostenwind naar het noorden. We hopen daar over een week de westenwind richting de Azoren te vinden. Dagelijks overleggen we via een satellietverbinding met onze vriend en ‘walkapitein’ Gijs. Hij heeft thuis de beschikking over preciezere weerkaarten dan wij op de boot en helpt ons bij het kiezen van de route door steeds veranderende hoge en lage drukgebieden. Een tussenstop op Bermuda (op een derde van de route) is mogelijk. Alles hangt van het weer af. Dertig graden is het nu – de zon schijnt, maar ’s nachts begint het af te koelen.

Dag 3:
‘Heerlijk geslapen. De mooie wind van de eerste twee dagen is helaas op, we proberen met de gennaker (een groot voorzeil van licht doek) de laatste knoop eruit te persen. Gaan Bermuda overslaan, tenzij weerbericht enorm verandert. Heb Renske beloofd voor moederdag een vis te vangen.’

Een paar uur lang zeilen we met de gennaker, tot de wind plotseling toeneemt en het woeste zeil met Lola aan de haal gaat. Met vereende krachten dwingen we het weer in zijn cocon. Pff, link ding, volgende keer wat eerder weghalen.

 
Dag 4:
‘Geen vis helaas. Wel de mooiste zonsondergang ooit gisteren: de hele horizon rondom stond in brand. Af en toe komt er een Caribische meeuw kijken, donkergrijs met witte tekening op zijn vleugels. Begluurt ons nieuwsgierig terwijl hij rondjes om Lola vliegt. Vannacht kreeg ik een schouderklopje van een vliegende vis die in shock in de kuip eindigde. Heb hem een zeemansgraf gegeven.

Wind houdt niet over maar de motor gaat niet aan. Nog nooit zo zuinig met diesel geweest. Denken Bermuda over te slaan en in een keer naar Azoren te varen.’

Via de satellietmail hebben we contact met andere boten, die net zo hard als wij zitten te dubben over de te kiezen route. Hoe dicht durf je een lage drukgebied te naderen om er wind op te pikken? Te dichtbij en je zit in een halve storm. Te veraf en het is windstil. Morgaine, Saar, Ia Orana, Eaumega en Full Circle varen allemaal dezelfde route, sommige best dicht bij ons, al zien we ze niet.

‘De dagen vliegen voorbij eigenlijk. Ze vullen zich met weerkaarten ophalen, dutjes doen, mailen, zeilen en windvaan bijstellen, lezen, eten en proberen jezelf schoon te houden. Het ontbijt is een fijn moment, kunnen we weer even bijpraten, net als de alcoholvrije borrel aan het einde van de middag.

Je kunt maar een paar dagen vooruitkijken, dus we stellen samen met Gijs de plannen voor de route vaak bij.

Zometeen lunch: salade met geitenkaas en spekjes.’

Op de zesde dag wordt alles anders. De lucht betrekt, de wind neemt toe, de golven zijn hoger. Het stemmetje is er weer – ‘je hebt teveel zeil op!’ – en ik gehoorzaam. We steken uit voorzorg al een tweede rif in het grootzeil. Maar dat is nog niet genoeg:

‘Lieve lui, de wind had zin in spektakel vannacht. Het grootzeil moest op zijn kleinst: bij het eerste daglicht rif 3 erin gezet. In de ochtend ging de wind zelfs naar 30 knopen. Toen hebben we elkaar een bezorgde blik toegeworpen en zijn we twee uurtjes gaan bijliggen. Dan parkeer je de boot min of meer en drijf je langzaam met de golven mee. Niet per se nodig maar wel prettig na een nacht met weinig slaap. Nu zijn we weer onderweg en varen we acht knopen met die mini lapjes zeil. Het geluid van de wind en de zee is spectaculair, net als het uitzicht op de schuimende koppen. Toch: alles onder controle, de boot doet het prima en wij ook. Riffen steken op een wilde oceaan is onze hobby. Het is wel even opletten nu. Tot morgen!’

De dag erna, 16 mei, is het rustiger maar de algehele mobilisatie is nog steeds van kracht. Lola vaart zwaar gereefd naar het oosten, op aanraden van Gijs, op weg naar een gebied met minder wind. De bevestiging van de stuurautomaat op de helmstok is in het geweld van gisteren afgebroken. Gelukkig kunnen we het met nieuwe schroeven repareren.

‘We zijn vaker binnen in de kajuit in deze omstandigheden en steken om het halve uur ons hoofd naar buiten. We slapen allebei in een zeekooi, een van ons met twee kookwekkers. Om 6 uur vanochtend was er een andere zeilboot vrij dichtbij, de Emily Morton. Gekletst met vriendelijke Brit via de marifoon. Is ook onderweg naar de Azoren.’

Wat doen we? Gaan we naar het noorden of naar het oosten? De hoge en lage drukgebieden wisselen elkaar in hoog tempo af. Bij beide wil je niet te dicht in de buurt zitten. De een geeft windstilte, de ander teveel wind. We mailen met Gijs en met andere Nederlandse zeilers. De hele dag worden posities, koersen en windsterktes uitgewisseld. Iedereen vindt het lastig. De voorlopige conclusie is dat wij onze koers naar het noordoosten verleggen.

‘Lieve lui, eerst was er nog een kolossale stortbui, om twee uur vannacht, die alle zoutkorsten van Lola spoelde en een emmer zoet water opleverde. De onderbroeken staan te weken.

Toen ging de wind liggen. Fok indraaien in de miezer, roer vastzetten en het gereefde grootzeil ook. Terug de kajuit in en verder slapen, terwijl Lola naar het oosten dobbert.’

De windstilte heeft ook zijn voordelen: we slapen heerlijk. Renske tovert de ontplofte studentenkamer weer om tot een kajuit, terwijl ik alles aan dek naloop en de lijnen reorganiseer. De motor willen we nog steeds niet gebruiken. De dieselvoorraad is beperkt, 220 liter, en we krijgen vast nog meer windstilte.

‘Zondagochtend 7 uur, dobberend op de oceaan. We schommelen traag op de lobbige deining. De zon is er weer, de wind niet. We lezen en ontbijten in bed, gapen nog eens en kijken elkaar sloom aan. Alleen Willem Duys ontbreekt nog.
‘Koffie?’
‘Lekker.’

Een half uur later zitten we in de kuip en horen we zacht geblaas. Voor het eerst zien we walvissen, op tweehonderd meter van de boot. Net te ver om te fotograferen, helaas. Ze zijn mooi glanzend zwart en duiken langzaam met een sierlijke boog naar de diepte om pas na een hele tijd weer te verschijnen. Twee zijn het er, groot en kleiner, met vinnen op hun rug zoals een dolfijn. Moeder en jong?’

Een dag later:
‘Hoe blij een mens kan zijn met een beetje wind! Lola over stuurboord leunend met vijf knopen naar het oosten (wind opeens uit noordwest), bemanning op slag een stuk vrolijker. Lieve Heer, mag dit alstublieft even duren? Renske, altijd iets nuchterder in dit soort zaken, kijkt er drie weermodellen op na en zegt dat dit mogelijk wel tot morgenochtend aanhoudt. Ze gaat nu lekker brood bakken in de broodmachine, we hebben genoeg stroom in de accu’s.’

 

‘Allo Allo Lola! Ici Helios!’ Een Fransman met een schip van vijftien meter meldt zich de volgende dag op de marifoon. Hij gaat net zo langzaam als wij, want de wind is weer weg. We kletsen wat in zijn moedertaal – de middelbare school is dan echt lang geleden – en blijven ’s nachts in elkaars buurt drijven. Leuk zo’n lampje aan de horizon.

Walkapitein Gijs is te rade gegaan bij een professional, Henk Huizinga van Nimos meteo. Die heeft zich – heel vriendelijk – in onze situatie verdiept en concludeert dat we nog een paar dagen richting oost moeten doormodderen. Maar donderdag is er weer wind, zegt hij, waarschijnlijk tot aan de Azoren …

Dag 12:
‘Ik stap nog even de kuip in, om tien over acht ’s avonds. Het is windstil en donker – de maan is nog niet op – en boven mijn hoofd stralen ontelbare sterren. Is dat een toplicht of een ster, daar aan de horizon? Ik pak de verrekijker. Het is een ster.

Lola wiegt als een slapende eend op de slome, olieachtige deining. Ze ziet er kwetsbaar uit; ons huishouden drijft op de vier kilometer diepe oceaan. Voor anker zonder anker, wachtend op wind. Het zeil ritselt, de giek kreunt en verder is het stil.’

Dag 13:
‘Its’s a shame, it’s a shahahame!’ De volgende ochtend scheuren The Spinners de stilte aan flarden. Boxjes op tien in de kuip. Twee witte zeilen verschijnen aan de horizon: de Resort en de Bielle Marie Galante onder vol zeil op een paar mijl afstand. We schudden alle reven uit het grootzeil en zeilen met ze op. Na vier dagen modderen met windstilte kunnen we weer verder. Nog 1000 mijl naar de Azoren.

We zeilen langs een uitgebreid lage drukgebied ten noorden van ons, goed zichtbaar met een kilometers lang front van donkergrijze wolken. Twee weken zijn we nu onderweg – langer dan we ooit op zee zijn geweest. Het gaat goed, beter dan tijdens eerste oversteek, we zijn minder moe. En misschien ook iets minder bezorgd. Het stemmetje: ‘Gaat het wel goed? Let je wel op? Vaar je nergens tegen aan? Rifje steken?’ wordt soms genegeerd.

We fantaseren over een warme douche en over verse oesters, witte wijn, tarbot en eendenborst.

Wakker blijven is soms wel een probleem. Op een avond zit ik aan de kaartentafel te dommelen. Lezen lukt niet meer, mijn oogleden zijn zware, niet meer te stutten luiken. Mijn hoofd knikkebolt ver naar achteren en schampt heel licht een schakelaartje. Ik registreer nog vaag een piepje in de verte, maar het lukt mijn brein niet meer daar een conclusie aan te verbinden. Waar is het stemmetje als je het nodig hebt? Als Renske een uur later de wacht overneemt blijkt dat we mijlen de verkeerde kant op zijn gevaren. Mijn slaaphoofd had de stuurautomaat uitgezet.

Dag 15:
De Sea Magic, een tanker van 250 meter, stampt op veilige afstand aan bakboord voorbij. Hij was eerder op het navigatiescherm te zien dan met het blote oog; een rood driehoekje kroop langzaam onze kant op. Nu verdwijnt hij achter de lange oceaandeining, alleen zijn witte stuurhuis is nog zichtbaar.

Er is weer wind, Renske zorgt dat de boot weer gaat zeilen. Ze rolt de genua uit, zet het grootzeil goed, borgt het met een bulletalie en schakelt de stuurautomaat in. Portugese oorlogsschepen, merkwaardige kwallen met een doorzichtig zeiltje bovenop, drijven voorbij. Ze schijnen giftig te zijn.

Vandaag is het rustig genoeg om brood te bakken, yoghurt te maken, alles aan dek te controleren en bij te slapen. Eerst ontbijten we in de zon, terwijl Lola op haar gemak naar het noordoosten zeilt.

‘Hoi Gijs, we varen nu 60 graden, wat meer naar de lijn St Maarten – Azoren. Lijkt erop dat we zo maximaal 20 knopen krijgen. Mogelijk zie jij wat anders?

Daarna zien we tegenwind en windstiltes verschijnen. Hm. Hopelijk gaat dat nog veranderen.

Alles wel verder, groeten!’

We eten het laatste fruit op, een ananas. Er ligt nog 1 groene appel in het fruitnetje. Na ruim twee weken hebben we ook nog wat verse groente over: pompoen, kool, uien en aardappelen. En gelukkig meer dan genoeg drinkwater in 5 liter flessen en in de boordtanks. Het is nog 600 mijl naar Horta. Een afstand waar we een jaar geleden flink tegenaan zouden hebben gehikt – nu is het maar het laatste stukje van de tocht.

Dag 17:
‘Piepjes, kraakjes, de bons van een gemene golf, aanwakkerende wind, afnemende wind, de ‘klonk’ van de wiebelende thermoskan, het alarm van de stuurautomaat, in de war van de draaiende wind – het hield ons wakker vannacht. Wel gezellig, om drie uur ’s nachts met elkaar kletsen, liggend in je kooi.

Al die herrie was wel ergens goed voor: we gingen als de brandweer, recht op Horta af. 156 mijl in een etmaal, veel sneller kan Lola niet. En dat met driemaal gereefd grootzeil en verkleinde fok.

Al dagen hebben we geen levende ziel gezien. We blijven ons verbazen over de eindeloze leegheid van de oceaan. Het einde van deze reis – de mooiste oversteek, daar zijn we het over eens – is in zicht.’

Op maandag, de achttiende dag, beginnen we voorzichtig te berekenen wanneer we zouden kunnen aankomen op de Azoren. Zaterdag? Vrijdag al misschien? Krijgen we nog windstilte op het laatste stuk? Gelukkig hebben we nog 180 liter diesel over. We mailen met Gijs en met de familie.

Lieve lui, voor het eerst deze reis voel ik lichte weemoed dat een tocht bijna afgelopen is. Natuurlijk verlang ik naar de geneugten van de wal, maar dit was echt een mooie belevenis. Met zijn tweeën – dat vooral – totaal ontkoppeld van ons normale bestaan.
Van de wind mag het ook nog wel wat langer duren, die is ervandoor. Op het laatste zuchtje schommelen we nu met uitgeboomd voorzeil naar de Azoren. Prima zo.
Renske diept uit een kastje nog een blik Franse worstjes met linzen op. Morgen gebruiken we de jerrycans met reservewater voor een stortbad in de kuip. Kan geen kwaad.

We graven stootwillen en lijnen op uit een diepe bakskist en reorganiseren de boot. Andere zeilers melden in de mail dat het heel druk is in Horta. ‘De havenmeester stuurt je weg.’ Sommigen wijken uit naar Flores, wij besluiten toch door te varen naar Horta.

‘Nog 80 mijl, vrijdagochtend zouden we er moeten zijn. Renske heeft het zout uit haar haar gespoeld, haar krullen zijn weer terug. Nog een laatste nachtje op zee, we zijn best fit na drie prachtige weken op de oceaan. Flesje wit staat koud om het uit onze bubbel stappen morgen wat te vergemakkelijken.’

De volgende ochtend, vrijdag 30 mei, zien we al van ver de vulkaan van Pico door de wolken prikken. Aan bakboord doemt Faial op, het eiland waar we naar toe willen. Groene akkers zien we, witte huizen, oranje daken en een kerktorentje. In de vroege ochtend rijdt een bus door het lege landschap. Nog vijf mijl naar de haven. Onze telefoons stromen vol met mails en appjes, voorbodes van het landleven. De havenmeester van Horta is vriendelijk en weet nog wel een plek voor onze niet zo grote boot. ’s Avonds eten we gegrilde vis in restaurant Atletico en heffen we het glas. Op ons.

Pieter Jan Hagens op Lola op zee

 

Reacties

Reacties