In het hol van de leeuw
Eind jaren tachtig kwam op de universiteit voor het eerst het vak Milieukunde voor. Het was in de nadagen van de tijd dat de olie-industrie vies was, en niet te vertrouwen. Exxon had net een enorme milieuramp veroorzaakt met zijn tanker Exxon-Valdez, in Alaska. Maar de chemische industrie was nog erger.
Twee jaar ervoor had op een chemische fabriek in Bhopal, India een explosie plaatsgevonden en een hoogst giftige wolk kostte duizenden en duizenden arme Indiërs het leven. Het verantwoordelijke bedrijf was Union Carbide, het grootste chemische bedrijf ter wereld. In plaats van hulp te bieden, vlogen zij een leger aan juristen uit Amerika in om zich vrij te pleiten. Daarna was ‘chemische industrie’ een vloekwoord geworden.
Ik ging toen het vak Milieukunde volgen. Ik had het geluk dat enkele groten van toen college kwamen geven. Winsemius, net ex-minister, gaf een college over ‘verinnerlijking’ zoals hij dat noemde. Een subtiel proces van communicatie, waarin begrip een rol speelt en dat naar een normstelling leidt waarmee de gedragsverandering ‘van binnenuit’ zou komen. Ook kwam TNO-er Dr. Ir. Quakernaat college geven. Hij was toen een de autoriteit in het kleine wereldje van milieumensen binnen het bedrijfsleven, over methodes om technische verbeteringen te organiseren. Ik vond het prachtig, maar ik was de enige, geloof ik.
Ik week ook een beetje af van de rest van de studenten. Dat viel op toen we op ons stageformulier ‘gewenste organisatie’ moesten invullen. De meesten wilden naar Greenpeace en Milieudefensie, om te strijden tegen het bedrijfsleven, en in het bijzonder “al die vieze chemische bedrijven.” De gematigden wilden wel bij de overheid, om de normen te stellen, want die waren er nog niet zo. Ik wilde niet van buitenaf ertegenaan schoppen, ik schreef op mijn stageformulier: ‘liefst een groot bedrijf met veel emissies.’
De maat der milieudingen
Inmiddels een jaar of wat verder, kwam er een aanvraag van Exxon binnen op het stagebureau. Exxon was toen het grootste bedrijf van de wereld. Zij hadden enkele chemische fabrieken in het Europoort Botlek gebied en hadden een stageplaats om de milieuzorg vorm te geven. Kortom: ik kon aan de slag bij de grootste viezerik van de wereld.
Ik werd hartelijk ontvangen in het hol van de leeuw, grondig ingeleid, kreeg alle gelegenheid de milieuzorg –en het gebrek eraan- goed uit te zoeken. Het aardige was, bijna iedereen die er werkte, elke ingenieur, operator, zelfs de manager, wilde best wel wat aan het milieu doen, en ze zagen volop mogelijkheden. Maar men wist vaak niet wat belangrijk was. Of ze een watervervuiling aan moesten pakken? Of alle inzet naar het temperen van een zware geluidsbron? Een grote CO2 emissie, of een kleine maar meer vervuilende NOx emissie? We communiceerden, dus de basis is er. En inderdaad, zoals Winsemius al zei, er was daar behoefte aan normen. Ze wilden gewoon weten: wat is erg, wat niet? Waar stop je je tijd en je geld in? Wat is de maat der milieudingen? Al wist ik weinig als aanstaande milieukundige (en al vind ik dat ik nog steeds heel weinig weet), ik kon toch wel een richting in de normen geven. Met die normstelling konden de ingenieurs en operators tot actie overgaan.
En dat deden ze. Emissies werden soms wel tot 90% teruggebracht. Of soms helemaal niet meer gemaakt, vanwege de overstap naar betere technieken. Of simpeler nog. Een fabriek gebruikte een best milieugevaarlijk goedje om een mooie blanke kleur aan een chemische grondstof te geven. Of de klant dat wilde? Nee hoor, niet nodig, zei de klant. En hup, 100% reductie van die vervuilende stof. Bovendien was iedereen goedkoper uit. Gevolg van al die milieuzorg was, dat we allemaal slimmer en innovatiever werden. Dat komt mooi uit in onze kenniseconomie. Het verbeterde de concurrentiepositie.
Dat bleek daarna ook uit onderzoeken: het is nog steeds niet aangetoond dat je concurrentiekracht vermindert met extra milieu-inspanningen. Integendeel, je wint kennis, kunde. En o ja, een schonere omgeving.
Alweer de maat der milieudingen
We leven nu dertig jaar later. Weer staan we hier in Nederland voor een dikke uitdaging, om de uitstoot van de broeikasgassen met de helft naar beneden te krijgen. Daarvoor zitten overheid, bedrijfsleven en belangengroepen zitten aan klimaattafels. De communicatie is er dus.
De zwaarste klimaattafel is die met de industrie, goed voor dik 40% van de broeikasgassen. Eerst, met de grove lijnen, gaat het overleg goed. Dan wordt het concreter. Dan probeert de industrie te kijken waar de ruimte zit. Er blijkt veel ruimte, want er is geen norm. De overheid, Minister Wiebes voorop, stelt geen norm. Want de minister is bang voor de concurrentiepositie.
Vanuit het hol van de leeuw kan ik zeggen: heus, een leeuw gaat helemaal zijn eigen gang, volgens zijn eigen normen. Dus Minister, pak je zweep en knal ermee, en zeg wat mag en niet mag. U bent de leeuwentemmer.
Peter Hoefnagels, schipper Duurzaam Jacht Ya