Hondenwacht 7 – Sirene
Buiten is nooit meer dan negen stappen ver. Doelgericht om een klapperende fok een slag te geven. Zoekend, als ik naar de horizon wil kijken in de hoop iets meer te zien dan zee en lucht. Wankel als het stormt en de boot geen maat kan houden in haar dans met wind en golven. Voor de duizendste keer tel ik de negen passen naar buiten. Het is donker. De horizon is leeg. Op de plotter zie ik de positie van ruim vijftig schepen, stoere mannen in de nacht op weg naar bestemmingen als Singapore, Oslo, Rotterdam, Wladiwostok.
Een val tikt tegen de mast en even denk ik dat er iemand op de deur klopt. Natuurlijk is er niemand hier, midden op zee. Nog een dik uur duurt mijn wacht. Ik wil naar bed, ononderbroken slapen tot ik met een glimlach wakker word. Buiten kreunt iets naast mijn raam, zoals de hond klinkt als hij droomt van jagen. Voorin het schip kraakt een deur, een lijn klopt op het dek, de zeilen klapperen, de roeren bonken.
Al die losse geluiden zijn in mijn oren een orkest, een lied dat boot en golven voor me spelen. De mast en de roeren drummen nu synchroon. Ertussendoor zingt een nieuw geluid, een diepe zucht die eindigt met het tsjilpen van een mus en ik snap dat sirenen echt bestaan. Niet als zingende vrouwen op een eiland die mannen lokken, maar als stemmen in de oren van een wachtsman met slaaptekort die zee en oceaan bevaart.
(De muziek in mijn hoofd: Tim Buckley – Song to the Siren)
(Wakker blijven tijdens de Hondenwacht is soms lastig. Schrijven heeft me geholpen, het resultaat ervan lees je hier iedere week. Op welk schip ik was en waar? Check de intro voor meer informatie.)