Geef beroepsvaart de ruimte

geef-beroepsvaart-de-ruimte-1

 

Ik kan me niet herinneren dat mijn vader zijn kinderen (mijn jongere broer en mij) ooit echt vaarles heeft gegeven. Maar als je voor het eerst stond in een bootje, dan wordt het varen je wel met de paplepel ingegoten. Zodoende kreeg ik een aantal wijze lessen mee, zoals: “boem is ho, plons is water” en “kalmte en kruidenbitter kunnen u redden”. Niet dat we nou ooit kruidenbitter aan boord hadden, maar kalmte zonder kruidenbitter werkt ook heel rustgevend.

Op een haar na overvaren
Wat ik ook van kinds af aan mee heb gekregen, is achter je kijken. “Kijk altijd achter je, dan weet je tenminste door wat je overvaren wordt”, was de simpele uitleg. Hoewel ik die wijze les altijd heerlijk betweterig herhaal, maakte ik zelf ooit de fout om niet achter me te kijken… en werd ik op een haar na overvaren door een binnenvaartschip. Ik kon nog nèt mijn bootje op de kant zetten – lang leve een kielmidzwaard in combinatie met een langzaam aflopende waterkant. KLONK! deed het zwaard — een veel fijner geluid dan het SPUH-LINTERR van 1400 kilo polyester onder tig ton vrachtschip.

KLONK! deed het zwaard — een veel fijner geluid dan het SPUH-LINTERR van 1400 kilo polyester onder tig ton vrachtschip

Het is niet dat ik hem helemaal niet gezien had; op de Maas zat hij achter me. Toen ik de Maas verliet keek ik nog even om, vóór ik onder de eerste brug verdween, en dacht dat hij rechtdoor zou varen. Ik tufte lekker door en waande me helemaal alleen. Tot ik hem hoorde. En dan bedoel ik niet dat hij een signaal gaf – nee, ik hoorde hem. Ik keek achterom en zag alleen maar neus en snor. Ik kwam nèt onder de brug door en wist dat ik daar redelijk veilig de kant in kon, dus vol gas en roer om. Twee tellen later kwam hij voorbij. Ik heb nog 10 minuten daar gezeten. Met de neus op de keien, mijn hart in mijn keel en het schaamrood op de kaken.

Geef beroepsvaart de ruimte
Ik zie mezelf graag als een ontspannen schipperse. Een nobel streven, want ik sta er niet om bekend dat ik onder alle omstandigheden even kalm en beheerst blijf. Maar varen doe ik vooral voor de lol en ontspanning en daar hoort ondermeer bij dat ik vrachtschepen de ruimte geef. Idioten en varende automobilisten trouwens ook, maar dat is een heel ander onderwerp 😉

Mede met dank aan mijn broer, matroos binnenvaart en schipper van zijn eigen motorscheepje, de volgende simpele tips om dramatische ongelukken te voorkomen:

Als je in de stuurhut kunt kijken kan de schipper jou ook zien
Een heel simpel maar belangrijk feit. Niks is zo stressvol als een plezierbootje in je dode hoek zien verdwijnen. Je hebt gewoon geen idee meer waar het bootje blijft of weer opduikt. Let dus altijd op de stuurhut, ga tijdig aan de kant en blijf gewoon uit de dode hoek.

Ga er niet van uit dat je gezien bent
Hoewel de ene schipper sneller zal uitwijken voor een plezierbootje dan de ander zit geen enkele schipper te wachten op een ongeval. Meestal is het echter voor de pleziervaart een veel kleinere moeite om aan de kant te gaan, dus wacht niet op het beroepsschip maar wees lief voor de werkende mens en geef ze de ruimte. Ik ga er gemakshalve altijd maar vanuit dat ze me over het hoofd hebben gezien. En eerlijk is eerlijk: meer dan eens ben ik opgelopen door een vrachtschip met een lege stoel in de stuurhut. Maar nog veel vaker door vriendelijk terug groetende schippers.

Vrachtschepen hebben meerdere scheepslengtes nodig voor ze stil liggen
Toegegeven: hoeveel scheepslengtes er nodig zijn hangt natuurlijk af van de grootte van het schip, hoe hard er gevaren wordt, leeg of geladen .. het punt is: in minder dan twee scheepslengtes liggen ze echt niet stil. En die twee scheepslengtes is een absolute noodstop.

Lege schepen waaien uit koers
Een inkoppertje, maar ik heb er nooit bij stil gestaan: lege vrachtschepen zijn waaibakken. Op smallere kanalen met een flinke wind moeten ze soms de boegschroef vol bijzetten om het schip op koers te houden. Als je onder die omstandigheden moet zien te manoeuvreren, heb je echt geen behoefte aan een plezierbootje dat in de weg vaart …

Denk aan het Blauw bord
We weten allemaal dat het blauwe bord voeren wil zeggen dat het schip verkeerde wal vaart. Maar waar blijft iedereen in de bocht? Vooral geinig op de Waal. Voor wie de kennis even wil ophalen, of overweegt eens een tochtje op de Waal te maken: HET BLAUWE BORD (gratis .pdf).

Overleg gewoon even
Heb je een marifoon aan boord? Overleg dan bij twijfel gewoon even met de schipper. Er zullen altijd uitzonderingen zijn die de regel bevestigen, maar mijn eigen ervaring met de beroepsvaart is positief. Zelfs zonder marifoon blijkt communicatie met gebaren en glimlach al te werken – maar neem gewoon een marifoon mee. Kost een paar euro, maar het scheelt veel gedoe.

Kijk achter je!
Dat vrachtschip voor je is niet half zo spannend als het schip dat je komt oplopen. Een zwarte stip in de verte vaart vijf minuten later naast je. Of over je heen, in het ergste geval.

Aan de kant willen, is niet altijd aan de kant kunnen
Eén van mijn irritaties, vooral ten opzichte van grote motorboten, is dat ze vaak niet lijken te begrijpen hoe groot mijn bootje is. De lengte en breedte zien ze natuurlijk, maar ze vergeten dat ik meer dan 12 meter boven de waterlijn nodig heb en bijna twee er onder. Niet zelden menen schippers dat ze rustig op het midden van smaller water kunnen blijven varen, omdat ‘dat kleine zeilbootje’ wel aan de kant gaat. Nou … nee, niet als er minder dan 2 meter water staat, of als ik dan bijvoorbeeld met de mast in de bomen verdwijn.

Lang niet elke watersporter -inclusief mijzelf- doorziet altijd waarom die grote jongens doen wat ze doen

Van kop tot kont meet ik nog geen negen meter, van top tot teen meet ik er ongeveer 14. Laat staan wat een groter zeiljacht aan ruimte boven en onder zich nodig heeft. Achter me gaan liggen drammen zodra de brug open gaat, heeft dus geen enkele zin – ik vaar echt pas op als de mast met de rest van de boot mee kan. En die mast gaat alleen de boom in als ik daarmee op het nippertje een aanvaring kan voorkomen. Laat staan dat ik mijn kiel inzet voor bodemonderzoek.

Het zelfde geldt vaak voor vrachtschepen (en andere grote schepen). Lang niet elke watersporter -inclusief mijzelf- doorziet altijd waarom die grote jongens doen wat ze doen. Stroming, waterstand, anticiperen op een ander vrachtschip … het is echt niet altijd onverschilligheid of onwillendheid als ze niet aan de kant gaan of ‘niet meewerken’.

De laatste boot van mijn vader was een Appelo zeetjalk. Ingekort tot 20 meter, maar nog steeds een flinke bak die, mede door de enorme neus, ook heerlijk onder je vandaan kon waaien. Regelmatig stond ik met samengeknepen billen aan het roer door de ondoordachte acties van kleinere bootjes. Zeker als je zelf normaal op zo’n kleiner bootje vaart is het wel even andere koek om opeens te moeten varen met een schip dat je niet op een dubbeltje kunt draaien en je opeens ruim van te voren roer met geven als je de bocht niet deels over het land wilt nemen. Corrigeren omdat er van alles vóór en achter je langs schiet is er niet bij: dat duurt veel te lang. En dat is dus met maar 20 meter tjalk — laat staan hoe het voor een vrachtschip is.

Hoe gaan jullie om met grote schepen en beroepsvaart? Zitten alle regels nog vers in het koppie en hoe strak pas je ze toe? Ben je ook een Geef beroepsvaart de ruimte type of ga je alleen tot actie over als dat moet?

Martine / SY Lizzy Belle

 

Kijkwaardig filmpje over het varen in -en genieten van- Rotterdam:

Reacties

Reacties