Krabbersgat Enkhuizen
Zuiderzee
De golven graven eindeloos op zee
Elkanders graf, bloeien op en vervagen,
Gelijk ook de kleine botters opdagen
Om weer te verdwijnen, van lieverlee.
Water en lucht bouwen groots een allee
Waar in de rukwinden de meeuwen schragen
Achteloos – gelijk de golftoppen dragen
Hun makkers op de wateren benee.
Maar bij de windstilte lijkt het waterveld
Soms een antiek spiegelglas dat, vergrijsd,
Al sinds eeuwen niet meer werd gepolijst:
En de meeuwen krijten eens zo ontsteld,
Hier als verschietende sterren voort,
Elk naar hun eigen rampzalig oord.
Bertus Aafjes