Hondenwacht 5 – Staketsel

foto: Peter Veen

‘Straks zie je twee bouwsels met een licht erop, kan niet missen, daar ga je tussendoor en een half uurtje later moet je me maar wekken.’
Hij duikt zijn kooi in en ik zoek een weg door de nacht. Moeilijk lijkt het niet, want alles wat ik hoef te doen is koers houden en ervoor zorgen dat we nergens tegenaan varen. Terwijl de boot ontspannen doorvaart, neem ik de tijd om het duister te verkennen. Overal om me heen knipperen witte lichtjes in vaste patronen. Lastig te zien hoe ver weg ze zijn. Ik verken de kaart. De zee is diep genoeg en rotsen, ondieptes of wrakken zijn er niet. Wel een mooie maan en honderdduizend sterren. Ik zie de Grote Beer, de Kleine Beer, Orion en neurie een liedje.

Een uurtje later al zie ik links en rechts van me een wit knipperlicht. De linker hoog op een of ander bouwwerk, de rechter laag op het water. Ik tel het aantal flikkeringen en ben verbaasd. Het linker baken moet ik links passeren, het rechter aan de rechterkant. Kan ik niet rechtdoor dan? Opnieuw inspecteer ik de digitale kaart en klim daarna de vier treden af naar de kaartentafel in de kajuit. Ook op de papieren kaart is niets bijzonders te zien. Geen reden om van mijn koers af te wijken. Maar wat zo gek is, beide bakens kan ik op de kaart niet vinden.

‘De diepte is oké en er zijn geen obstakels, dus we varen door, maar hou je ogen goed open!’
De schipper inspecteert nogmaals de digitale kaart, checkt opnieuw de papieren kaart, kijkt nog een keer aan dek en duikt dan zijn bed weer in. Ik hou mijn koers en mocht ik me onzeker voelen of iets ongewoons zien, dan roep ik hem opnieuw. Er waait een rustig windje, veel stroming is er niet en de zee kabbelt mild. Mijn blik blijft plakken op iets donkers schuin voor me. Het is zwarter dan zwart en het lijkt hoog en massief. Is dat een rood lichtje? Is dat een schip met slechte verlichting?

Het zwarte ding ligt stil en het lijkt een huis op poten. De maan die even achter de wolken was verdwenen, verlicht een lange rij staketsels. Ze steken dreigend af tegen de horizon. Zo hier en daar brandt flauw een rood lampje.
‘Verrek,’ zeg ik hardop, ‘we varen middendoor een windmolenpark in aanleg.’
‘Wat zeg je?’ klinkt het slaperig vanuit de kajuit.
‘Ze bouwen hier een windmolenpark en we zitten er middenin.’
Hij steekt zijn hoofd uit de kajuitopening en kijkt om zich heen.
‘Ik zie het. Terug gaan heeft geen zin, dus voorzichtig doorvaren maar. Zo te zien heb je een prima koers. Welterusten.’

Reacties

Reacties