Lola op zee: Panne op zee
Tot het moment waarop Renske roept: ‘hé kom ’s kijken, ik geloof dat we niet meer vooruitgaan…’, is het werkelijk een prachtige tocht. Een lekkere noordenwind duwt ons de goede kant op, naar Madeira. Witte sigaarvormige wolkjes aan de horizon kleuren ’s avonds grijs, terwijl de zon onder gaat. Lola vliegt door de schemering, zoemt, leunt op haar bakboordflank, richt zich soms even op – perfect in balans, gestuurd door de windvaan. In het strijklicht van de maan springt een dolfijn op uit de golven. De natuur zit echt niet met een beetje kitsch. Ik kijk toe en luister naar het zachte gorgelen bij het roer, terwijl Renske een heerlijke avondhap voor ons maakt. Marokkaanse kip met pruimen en zoete aardappel. Midden op zee! Zo’n tocht dus.
We hebben een paar dagen moeten wachten tot de resten van orkaan Helene naar het noorden waren getrokken, maar op maandag 17 september kunnen we de lijnen losgooien. Om drie uur ’s middags varen we weg uit het nevelige Sines, uitgeluid door de treurige toeter van een mistbaken. De zon brandt de mist binnen twee uur weg. Nadat een tanker op een mijl afstand aan bakboord gepasseerd is wordt het stil, er is geen schip meer te zien. De wetenschap dat we ongeveer vijf dagen en nachten over de tocht naar Madeira gaan doen werkt op de een of andere manier ontspannend. Voorlopig zijn we er niet, dus relax maar. Wat ook helpt is dat we hier op open zee niet meer op vissersstaken hoeven te letten, waar de Portugese kust van vergeven is. We hebben alle ruimte – om het kwartier even om je heen kijken is genoeg. ’s Nachts zakt de temperatuur niet onder de 21 graden, overdag is het warm.
’s Nachts klets ik even via de marifoon met een dame op de brug, mogelijk de kapitein van de Europa, Janke Kingma. Ze vertelt dat wij goed zichtbaar zijn op hun radar.
Renske zet tijdens haar wacht in de avond de motor uit en brengt de zeilen weer in de goede positie. Mooi om te zien hoe zij de boot tijdens deze tocht in haar vingers heeft gekregen. Een paar mijl voor ons vaart de bark Europa, een driemaster, die onderweg naar Antartica ook Madeira aandoet. ’s Nachts klets ik even via de marifoon met een dame op de brug, mogelijk de kapitein van de Europa, Janke Kingma. Ze vertelt dat wij goed zichtbaar zijn op hun radar. Prettig idee. De hele nacht volgen we hun boordlichten aan de horizon.
De volgende ochtend vinden we een schattig maar dood inktvisje in het gangboord. Veel oog, weinig lijf – ’s nachts uit een golf aan boord gespoeld. We passen de zeilvoering aan aan de iets gekrompen wind. Melkmeisje, fok uitgeboomd aan loef en grootzeil met bullentalie naar de andere kant. De windvaan doet het ook op deze lastige koers perfect. We wijken wat af van de rechte lijn naar onze bestemming, we varen om in zuidoostelijke richting, om een gebied van windstilte te vermijden. De weerkaarten, die we twee keer per dag via de satelliet binnenhalen, wijzen de weg.
Maar dan doet Renske, die de wacht heeft, dus die mededeling: ‘hé kom ’s kijken! We gaan niet meer vooruit …’ Het is de derde nacht, een uur of twee – de wind is weg. Ze heeft de fok ingedraaid, het grootzeil midscheeps vastgezet en de motor gestart, maar we maken geen vaart. Hoe kan dat nou? Zitten we vast? Het is hier honderden meters diep. Hoe dan? In een vissersnet misschien? Ik ben met twee stappen in de kuip, klaarwakker, en schijn met de zaklamp in het blauwe zeewater. We zien bleke schimmen, die bij nader inzien door de zaklamp veroorzaakt worden. Beetje stress? In het water is niets te zien. Ik check de kabels van de motorbediening – die zijn in orde. Het zal toch niet … zijn we onze schroef kwijt? We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat die zomaar van de as gegleden is en een paar honderd meter naar beneden is gevallen. Voor zover we weten hebben we niks geraakt – de motor draaide goed, geen bonk gehoord.
Een duik in de Atlantische Oceaan (met veiligheidslijn natuurlijk) brengt de volgende dag duidelijkheid. Slechts het maagdelijke asje dat uit de saildrive steekt is in het heldere blauwe water te zien. De schroef is dus echt weg.
Zaterdagnacht om een uur of drie verschijnt Madeira aan de horizon, een grote grijze homp in zee waarover iemand goudkleurige confetti heeft gestrooid.
Goed, wat nu dan? We moeten even omschakelen. Hoe die schroef eraf kon vallen zal wel een raadsel blijven. Is er gevaar? Nee. De zwakke noordenwind is weer terug, we kunnen doorzeilen naar Madeira. Via de Iridium satellietverbinding mailen we onze walkapitein Gijs, steun en toeverlaat, die aan de slag gaat om sleephulp te regelen bij onze aankomst over een paar dagen. Nog 210 mijl te gaan.
Zaterdagnacht om een uur of drie verschijnt Madeira aan de horizon, een grote grijze homp in zee waarover iemand goudkleurige confetti heeft gestrooid. Het plan om eerst het noordelijke eiland Porto Santo aan te doen hebben we laten varen, omdat we daar ’s nachts zouden zijn aangekomen en dat is te link zonder motor. We zeilen door naar Funchal waar hopelijk ook meer faciliteiten zijn om de boot te laten repareren. We roepen de haven op, die van onze komst op de hoogte moet zijn en hulp aangeboden heeft, maar krijgen geen reactie. Anderhalf uur later komt er toch een havenmeester aan de lijn, die zegt van niets te weten. Ons humeur (het mijne vooral) heeft er na vijf dagen op zee nu toch wel onder te lijden. ‘We hebben geen motor, het is windstil en de stroom duwt ons langzaam in de richting van een klif. We hebben hulp nodig’, laten we hem weten. Hij zal iets regelen. Voordat de klif echt dicht bij komt arriveert er een oranje rib van de reddingsdienst. Aan boord drie vrolijke vrijwilligers, een autopsie-arts, een psycholoog en een ambulancebroeder, mannen van de Madeirese variant van de KNRM. Ze nemen ons op sleeptouw naar de jachthaven, waar we om twee uur ’s middags afmeren.
Heel tevreden dat we het weer samen gefixt hebben.
Pieter Jan Hagens of check Lola op zee