De Kakkerlak en de mens
De kakkerlak is de pissebed van de tropen. We vinden ze vies. Kakkerlakken leven ook nog eens binnen. Extra vies dus. Ze huizen in warme vochtige hoekjes. Ze doen wat elk insect doet: eten zoeken en zich vermenigvuldigen. Ze gaan ’s nachts op pad en vluchten voor elke beweging. Ze zijn lastig dood te krijgen. Een kakkerlak doodslaan helpt niet, integendeel. Er liggen gelijk honderden eitjes open en bloot, genoeg voor een nieuw legertje kakkerlakken.
Ze leggen hun eitjes in kiertjes en spleetjes. Van elk blik dat bij ons aan boord komt, weken wij eerst het etiket los, en papier en karton zijn al helemaal verboden. Op de Ya zijn zelfs preventief lokdoosjes, voor een onverhoopte dwaalgast. De ecoloog vindt de kakkerlak vast goed voor het ecosysteem, maar wij hebben dit gedierte toch liever niet.
Walhalla
Zo’n 25 jaar geleden was ik bootsman op een oude Scheveningse zeillogger die met gasten charterde in de Cariben en de Middellandse Zee. Het oude schip had veel hoekjes en kiertjes, altijd met vuil en wat etensresten, het walhalla voor de kakkerlak. Als je daar ’s nachts de salon binnenkwam en je deed het licht aan, zag je ze bij honderden overal wegschieten. Ze huisden overal, onder de koel- en vrieskasten, tussen de betimmering, zelfs in je walkman, die dan ineens niet wou terugspoelen. Ze werden te opdringerig.
Tropische regelgeving
De gewone spuitbussen bleken niet te werken, ook niet als je er 12 dozen van leegspoot. Gelukkig zijn we op de Antillen, waar de regelgeving ’tropisch’ wordt toegepast, tenminste, als je, om het eens Westers te zeggen, over het juiste netwerk beschikt. Wij kopen via een ‘goede relatie’ een paar grote jerrycans met heel illegale insecticiden, voor heel erg weinig geld.
Onze aanpak. We huren twee navulbare druktanks en twee vernevelspuiten. Geld voor moderniteiten zoals pakken en perslucht hebben we niet. We houden gewoon even onze adem in en wisselen elkaar af. De kapitein en de kok zijn en team en ik wissel af met de machinist. Eerst spreken we af wat we gaan spuiten. Tussen alle plinten van het plafond van de salon. En dan de trap af, en als je het haalt ook die van de gang.
Ghiiigh-ghaagh
De machinist gaat eerst. Het wachten duurt langer dan je denkt, want door het glas van de deur zie je al snel niks meer door de nevel van het spuiten. Dan buitelt hij met een rood aangelopen hoofd door de deur hapt naar lucht.
de laatste der Mohikakkerlakken
“Ghiiigh-ghaagh, ghiig-ghaag tot-half-in-de-gang!”, hijgproest hij en laat de tank en spuit van zich af vallen. Ik pak ze op en ga de deur door. Dan snel op de tast door de salon, de trap af, de gang in. Vanaf een kwart begin ik te spuiten in de kieren van de bovenplinten. Ik schuifel door, stap voor stap. Einde gang. Dan de staande hoeken. Dan de vloerplinten op de weg terug. Ik krijg de eerste aanvechting om te ademen. Ik schuifel al spuitend tussen de onderplinten de gang terug. Ik wil de gang nu afmaken ook. Ja, ik haal het! Nu terug. De trap op, struikelrennend zonder zicht schop ik nog een stoel in de salon weg, ik val niet, bereik de salondeur en gelukkig houdt de machinist hem al open. Ik hijgproestroep waar ik gebleven ben en de machinist is met tank en spuit de deur al door.
Vier uur later is alles op. Wij ook. Wij hebben het hele schip, alle hutten, de kombuis, machinekamer, zelfs de ankerbak, alles volgespoten. We laten het een dagje staan om ook de laatste der Mohikakkerlakken te laten overlijden.
Onze resultaten
Het eerste duidelijke resultaat is de hoofpijn, bij ieder van ons. Die duurt maar een dag, want onze ‘goede relatie’ heeft ook geweldige hoofdpijnpoeders, bijna voor niks, en we slikken ze drie dagen. Het tweede resultaat is dat we een paar stofzuigerzakken vol kakkerlaklijken vullen. Zijn ze nu weg? Nou, weg is natuurlijk een groot woord, vinden we, maar we menen in de week erna een daling te zien in de dichtheid als we ’s nachts in de salon het licht aansteken. Of ligt het aan de temperatuur? Want het is april en we varen richting de Azoren.
Als ik op de eerste de beste koude nacht slaap, word ik wakker van gekriebel op mijn neus. Dan op mijn mond, in mijn hals. Ik krabbel en draai op mijn zij. Kriebel op mijn wang, mijn oor. Ik schijn met een zaklamp. Pal boven mijn hoofd, waar mijn warme vochtige adem de onderkant van de bovenkooi raakt, krioelt het van de kakkerlakken. Af en toe valt er eentje naar beneden, in mijn gezicht. Een maand later, op de Middellandse Zee, zijn de kakkerlakken er allemaal weer, als vanouds, onuitroeibaar.
En nu de mens
De bevolking op aarde groeit en groeit, zoal een nieuwe kakkerlakkenpolulatie op een oud charterschip. Onuitroeibaar lijkt. Met de nadruk op ‘lijkt’. Wij mensen zijn het ecosysteem van de aarde zoveel kwetsbaarder dan de kakkerlak. Alleen al door het broeikaseffect verandert de natuur op Moeder Aarde zo, dat de kakkerlakken het makkelijk en wij heel moeilijk zullen redden. Alleen die mensen overleven het misschien die allerlei voorzieningen kunnen treffen en zich grondig tegen van alles kunnen beschermen. Dat zijn dan de heel rijken. Maar is er dan nog wel plezier aan onze Moeder Aarde te beleven?
onuitroeibaar
Wat blijft er over van ons wezen als we leven in een steeds onvriendelijker, onveiliger, gevaarlijker omgeving? De vanzelfsprekendheid van het buiten lopen, leven, zwemmen, zeilen, van het laven aan de natuur, wordt meer en meer beperkt, want misschien wel onveilig, of gevaarlijk, en voor je eigen veiligheid aan voorwaarden en kennis gebonden. Het is nu al zo dat je eerst op internet het zwemwater moet checken, dat je niet langs de A10 of A20 kunt wonen, graag wilt weten wat je eet, voor meer zekerheid.
Terwijl het zijn in je omgeving, in de natuur, voor een mens een vanzelfsprekendheid moet zijn. Vind ik. Want ik beleef dat. Ik ben geen kakkerlak.