Mijn zoute ontgroening deel 1 

Het enige wat ik zie zijn witte schuimkoppen. Ik kan de horizon niet onderscheiden van de zee. Het heeft dezelfde kleur. Donkergrijs.

selfie

Het enige wat ik zie zijn witte schuimkoppen. Ik kan de horizon niet onderscheiden van de zee. Het heeft dezelfde kleur. Donkergrijs. Ik vouw mijn handen nog steviger om het stuurwiel. Zoet regenwater slaat in mijn gezicht en een golf van zout water spoelt over mijn laarzen. Ik denk aan mijn warme bed thuis en toch voel ik me de gelukkigste vrouw op aarde. Ik leef en hoe!

Samen met Cornell heb ik deze winter besloten om met de Kustzeilers mee te gaan naar Chatham, Engeland. Het wordt onze eerste oversteek naar de overkant. Juni komt steeds dichterbij en zo ook mijn twijfels. Hebben we wel genoeg ervaring om het ruime sop te kiezen. Ik besluit mee te gaan op zeilreis met de Zeezeilers van Marken. Zo doe ik alvast wat zee-ervaring op.

Tien dagen later sta ik met zes mannen en een vrouwelijke kapitein op de steiger in Harlingen. We hebben elkaar nooit eerder ontmoet en onze achtergrond qua zeilen is divers. Wel hebben we één gezamenlijke passie: Zeilen. En één doel: Het zeiljacht Westwind, een V44 naar Bergen in Noorwegen te varen.

‘Ik heb een zeilreis geboekt, geen motorreis’

De weervoorspelling op de dag van vertrek is slecht. Geen wind. Op de motor varen we de Noordzee op.
‘Iemand zin in een kopje soep?’ Stel ik voor als we de eerste shipping lane zijn overgestoken.
‘Lekker,’ zeggen de mannen in koor.
Het valt me een beetje tegen dat niemand mij wil helpen. Ze blijven allemaal in de kuip zitten. Ik pak de blikken soep onder de bank vandaan en dan voel ik het. Mijn hoofd wordt zwaar alsof ik teveel alcohol heb gedronken en het zuur uit mijn maag borrelt naar boven.

Ik steek mijn hoofd naar buiten.
‘Gaat het?’ Vraagt Jacqueline, de kapitein.
Voorzichtig knik ik. Het misselijke gevoel ebt weg.
‘Ik vind het heel dapper dat je naar beneden gaat om te koken.’
Ik adem diep in en vervolg mijn taak. Nu snap ik waarom niemand mij wil helpen. Diep zuchtend roer ik in de pan soep. De trek is verdwenen. Ik proef of de soep al warm is. Snel steek in mijn hoofd naar buiten voor weer een lading frisse lucht. Ik kijk naar de horizon. Het is te laat. Ik ben te lang binnen geweest en strompel naar de wc. Mijn ontgroening is een feit.

 

De hondenwacht is het zwaarst. Je zeilt dan vier uur in het donker

‘Ik heb een zeilreis geboekt, geen motorreis,’ roept Carl boven het gebrul van de motor uit. De groep is verdeeld in twee groepen van vier. Mijn wacht gaat om 20.00 uur in tot middernacht en daarna hebben we vier uur rust.  Ik zit samen met Jan Arnoud en Carl in de groep. Jaap, een ervaren zeiler, die vaker met de Zeezeilers van Marken is mee geweest, is de schipper tijdens onze wacht.
Met een bakje chili con carne op schoot in de kuip kijk ik naar de ondergaande zon.
‘Gelukkig hebben wij geen hondenwacht,’ zegt Jan Arnoud. ‘Wij zien het donker worden en in onze volgende wacht weer licht worden. De hondenwacht is het zwaarst. Je zeilt dan vier uur in het donker.’
Ik ben het helemaal met hem eens.
De avond valt en Jaap leert ons navigeren op de sterren. Hij vraagt ons wat we zien wanneer we een schip of booreiland passeren. ‘En wat zijn die kleine lichtjes in de verte?’
‘Windmolens,’ roep ik.
‘Kijk maar op de kaart of het klopt wat je ziet.’
Om middernacht mag ik mijn kooi in, vier uur later word ik weer wakker. Ik hoor geen motor meer.
‘Zeilen we?’
‘We zeilen al een paar uur,’ zegt Djurre.
‘En daar ben jij doorheen geslapen,’ lacht Marc.
Ik neem het stuurwiel over. Eindelijk zeil ik over de Noordzee. Jan Arnoud,de navigator van dienst, geeft me de nieuwe kompaskoers door, Carl houdt me gezelschap in de kuip en Jaap zet een verse pot thee. De lucht kleurt paars en daarna roze. De zon komt op en een nieuwe dag op de Noordzee breekt aan.

 

‘De wind is iets afgenomen. Geen 45 knopen meer, maar toch nog een stevige bries’

De tweede nacht op zee is totaal anders. De punt van de boot klapt op de golven. Zo hard dat ik los van mijn bed kom. Ik hoor harde stemgeluiden. Het is drie uur ’s nachts. Weer een harde klap. Het stormt. Ik spring uit bed.
‘Ik hou het niet meer,’ roept Marc vanachter het stuurwiel.
Ik maak Carl wakker: ‘Het stormt hard. We moeten helpen.’
Carl springt uit bed en staat voor ik het door heb in de kuip.
Ik wacht in de kajuit. Alle mannen en Jacqueline staan op het dek.
‘Kan ik helpen?’ Vraag ik.
‘Wacht heel even,’ zegt Jacqueline kalm.
lk voel de rust terugkeren in het schip.
‘Zo zeg. Twaalf knopen.’ Hoor ik iemand roepen. ‘En dat alleen op de fok.’
‘We hebben het grootzeil weggehaald,’ legt Jacqueline uit.
‘We hadden windvlagen van 45 knopen,’ vult Johan aan.
‘Er zaten toch twee reven in het grootzeil?’
‘Ja klopt, maar het ging niet. Dus we hebben het hele grootzeil laten zakken.’

Jacqueline veegt haar natte blonde haren uit haar gezicht.
Johan trekt zijn natte jas uit: ‘De wind is iets afgenomen. Geen 45 knopen meer, maar toch nog een stevige bries.’
Djurre en Marc komen ook naar beneden en praten me bij over de afgelopen uren.
‘Het was wel even spannend net,’ zucht Marc. ‘Deze storm kwam onverwachts.’
‘Ga lekker slapen heren.’ Jacqueline geeft ze een schouderklopje. ‘Heel goed gedaan.’

Een klein uurtje later neem ik het stuurwiel over van Jan Arnoud. Het waait nog flink, maar geen uitschieters meer.
‘Wat een verschil met afgelopen nacht. Geen ster te zien,’ roep ik boven de wind uit.
‘En dit noemen ze een plezierjacht!’ Buldert Carl.
We lachen er hard om.
‘Dit is niet leuk…’, zeg ik. ‘Dat is fantastisch,’ roep ik.  ‘Acht totaal onbekende mensen die dit bootje temmen. Ik ben trots op ons.’
Met een grote glimlach zeil ik naar Noorwegen. Bestemming nog onbekend. Mandal, het zuidelijkste puntje van Noorwegen of Stavanger een stuk noordelijker. Het is de wind die het laatste woord heeft.

Volgende week het vervolg…

‘We hebben drie opties,’ zegt Jacqueline. ‘Of we lopen nu een haven binnen. Of we houden ons aan ons plan. Of we zeilen de nacht door. Wat wordt het?’

Gerie Smit

Gerie Noordzee

Reacties

Reacties