Valse start
Ik zit aan het roer. Mijn mond is droog. Ik heb dorst, maar gun mezelf geen tijd om drinken te pakken
Ik zit voor de plotter in de kuip en zoom in op alle boeien in de Gouwzee. Cornell zit aan tafel met de kaart voor zich: ‘Waarschijnlijk moeten we eerst naar de MNGZ. Dat is toch die groen-rode boei. Die grote?’
Ik zoom in en knik.
‘Hoeveel graden is dat vanaf de start?’
’50 graden.’
Cornell rekent het na op de kaart. ‘En de wind komt uit?’
Ik pak mijn telefoon en check de windapp die ik zojuist heb gedownload. ‘Noordoost.’
‘Niet te zeilen. We moeten dus opkruisen,’ zucht Cornell. ‘Heb je al iets van Jan gehoord? We moeten zo weg. Ik bel mijn broer Henry.’
Henry en Jan zijn onze bemanning tijdens de zeilwedstrijden van de plaatselijke zeilvereniging in Volendam: De Blauwe Wimpel.
Voor ons alle vier is het onze eerste race. Voor Henry en Jan is het de tweede keer op een zeilboot
‘3A,’ gil ik door de kuip.
Henry en Jan zijn inmiddels ook aan boord. 3A dat is het rak dat we moeten varen.
‘Roep de boeien,’ zegt Cornell.
We hebben twintig minuten om uit te rekenen wat de snelste manier is om de boeien te ronden. De mannen rekenen de route uit en tussen de wiskundige berekeningen door probeer ik het een en ander uit te leggen aan onze kersverse bemanning.
Met een klein beetje zenuwen vertrekken we uit de jachthaven. Ik zit aan het roer. Mijn mond is droog. Ik heb dorst, maar gun mezelf geen tijd om drinken te pakken. Voor het havengat van Volendam krioelt het van de zeilboten. Elf stuks om precies te zijn.
‘Waar gaan zij nou naartoe?’ Ik wijs naar de zeilboten die richting Marken varen. ‘Het is bijna 19.00 uur. De start is toch hier?’
Henry en Jan halen hun schouders op.
‘Cornell?’
‘Geer, ik weet het niet. Jij hebt het uitgezocht.’
‘Ehhh…’ ik twijfel. De toeter gaat. ‘We starten.
Trek het grootzeil aan. Ik ga aan de wind,’ roep ik. ‘Henry, trek aan deze lijn.’
Hij trekt aan de lijn van het grootzeil en hij krijgt hem niet terug in zijn klem. Cornell pakt de lijn over.
‘Jan, de genua aantrekken,’ schreeuw ik.
Jan kijkt om zich heen.
‘De genua. Die rode lijn.’
‘Welke rode?’
Hij kijkt me aan alsof ik Spaans praat.
‘Die!’ Ik wijs naar de lijn. ‘Trekken, sneller, sneller… andersom. Je trekt verkeerd….’
Cornell springt bij en trekt de genua verder aan.
‘Kijk uit,’ roept Henry. ‘Die boot achter je komt wel erg dichtbij.’
‘Niets mee te maken, zij moeten uitkijken. Het grootzeil staat niet goed. Jan de zeilspanner,’ roep ik. ‘Die blauwe lijn.’
Hij kijkt naar de klemmen waar drie blauwwitte lijnen uitkomen.
‘Geer!’ Met grote ogen kijkt hij me aan.
‘De boot achter ons haalt ons in,’ zegt Henry.
De onderkant van het grootzeil klappert.
‘Jan de zeilspanner,’ gil ik boven het klapperen van het grootzeil uit.
Jan staat midden in de kuip en gooit zijn handen in lucht: ‘Vraag eens iets over verf! Daar weet ik alles van. Ik hoor dit allemaal voor het eerst. Waar heb je het over?’
We schieten in de lach. De spanning zakt voor eventjes weg.
We schieten in de lach. De spanning zakt voor eventjes weg.
We ronden onze derde boei. Een boot probeert ons aan de binnenkant in te halen.
‘Hé,’ schreeuw ik. ‘Kijk uit. We zijn nog maar beginners. Doe normaal.’ Ik duw het roer van me af om meer ruimte te maken. ‘Mag hij dit wel doen?’
‘Rustig blijven Geer,’ zegt mijn zwager Henry. ‘Niet schreeuwen.’
Mijn hart bonkt in mijn keel. Het scheelde niet veel of de boot had op mijn schoot gezeten.
‘Jullie vlag?’ roept Claudia van zeilboot Snoekie. ‘Wedstrijden vaar je zonder vlag.’
‘Haal de vlag eraf Cornell. Straks worden gediskwalificeerd.’
Inmiddels varen we richting Edam. We hebben twee boten ingelopen, maar die hebben een zware handicap en mogen later binnenkomen. Na anderhalf uur gaan we over de finish. We hebben veel fouten gemaakt, zijn te vaak van koers veranderd, maar zijn niet als laatste geëindigd en dat voelt goed.’
‘Weten jullie waar de startlijn is?’ Vraagt Freek van zeilboot de Schutter. ‘Jullie zijn waarschijnlijk verkeerd gestart.’
‘Meen je niet,’ zeggen we in koor.
‘En nu?’ Vraagt Cornell.
‘Afwachten of jullie niet gediskwalificeerd worden.’
‘Ik ben blij dat we weer in de haven zijn,’ zegt mijn zwager Henry.
‘Vond je het niet leuk?’ Vraag ik.
‘Ontzettend leuk, als het eerst maar volgende week is.’
‘Waarom ben je blij dan?’
‘Omdat we veilig en zonder schade in de haven liggen,’ lacht hij. ‘Het scheelde weinig net.’
De bijna aanvaring was ik alweer vergeten.
In het clubhuis van de zeilvereniging krijgen we een biertje. Met één teug drink ik het flesje bijna leeg. De wedstrijdvoorzitter schrapt zijn keel: ‘Twee boten hadden vanavond een valse start. De nieuwkomer Xtra Dry….’
De rest hoor ik niet meer. Stom. Hoe kan het dat ik de verkeerde startlijn had. Ik heb het honderd, nee duizend keer gecheckt.
‘…Omdat er nog een boot was met een valse start en het jullie eerste race is, worden jullie niet gediskwalificeerd. Wel eindigen jullie door de valse start als laatste en omdat jullie de snelste waren met een valse start eindigen jullie als een na laatste. Nummer 10.
Gelukkig neemt de bemanning het goed op. Ik had de startlijn van het vorige jaar gebruikt. Ik wist niet dat er een nieuwe was. We zijn rookies en van onze fouten leren we.
‘En wat als we wel goed waren gestart. Hoeveelste waren we dan?’
‘Zesde.’
‘Dat is niet slecht voor een eerste keer.’ Ik geef Cornell een knipoog en drink mijn flesje bier leeg.