Tot op de bodem

windstil

We zijn van Sint Helena op weg naar de Kaap Verden en we zijn door de Doldrums gekomen. Daar hebben we gewacht op wind. Je kijkt naar de luchten. Je zet koffie. Je eet. Je slaapt. Je wacht. De dag erop kijk je naar de luchten, je eet, je slaapt, en je wacht.

Maar we hebben geduld.

Hoelang heeft een mens geduld? Ik heb toen geduldig doorgewacht voor wat nieuw geduld, maar het geduld drupt in het vat en het lekt er net zo hard weer uit. Je ziet voortdurend de bodem. Tot er ineens wind kwam en ik weer kon gaan varen.

We zijn sindsdien alweer twee weken op weg naar de Kaap Verden. Wij komen uit het Zuidzuidoosten. De wind staat doorgaans uit NoordNoordwesten, Opkruisen dus. Er staat een hol zeetje, al twee weken. Het zeetje wordt eigenlijk alleen maar holler. Dat kost vaart en belangrijker, ook hoogte. Maar je hebt nu eenmaal je ups en je downs in de zeilerij. We zeilen door, mijl na mijl, uur na uur, golf na golf.

We zijn inmiddels in het zuiden van de Kaap Verden. Een mijlpaal. Mindelo ligt in het Noorden en de wind komt uit 010 graden. Opkruisen dus. Maar we vorderen.

150 mijl verder ligt Mindelo. Dat is de enige jachthaven op de Kaap Verden en die ligt in het Noorden, zo ver mogelijk weg. Of nee, er ligt nog een eiland pal west ervan. In die straat heb je ‘funnelling’ van de wind, waardoor de passaat in de straat tot een stormwind kan veranderen. Je moet dus eerst om de eilanden heen, om Mindelo vanaf het noorden te benaderen. Die 150 mijl worden ineens 200 mijl. Dus we mogen een paar extra daagjes opkruisen. Maar we zetten door. De groenten zijn inmiddels op. We zien de bodem van de bilge.

De Ya gaat allengs langzamer. Bijna onmerkbaar. Ze ging slecht overstag vandaag. Wat nu weer? De zee was inderdaad nog wat holler. Maar toch? Dan zie ik goozenecks op de roerbladen.

foul 171013foul 171013

Een goozeneck is een slangenwiertje van een centimeter dat zich vastzet op de bodem van je schip. De ‘bottompaint’ zoals de antifouling in het Engels heet, voldoet aan Noord-Amerikaanse of Europese milieuregels, dus dat werkt niet tegen dit soort tropisch spul. We hebben vijf weken geleden in St Helena voor vertrek de romp schoongekrabt, tot de bodem nageltje glad was. Toen we 2 weken terug in een windstilte lagen in de Doldrums, zat het alweer vol met gooze necks, We zijn weer gaan krabben. En nu na 2 weken dus weer. Alleen waait het nu te hard en zijn de golven veel te hoog om te gaan krabben.

We zijn tegenwoordig blij als we 3 1/2 knoop varen. Ook dit kost weer hoogte. We leggen nu 2 1/2 keer de indewindse afstand af. 200 mijl naar Mindelo? Effectief zijn het er 500. Zink die mijlpaal eigenlijk maar af.

Onze kruisslagen worden hier, bij de Kaap Verden nog wat onvoordeliger, want er begint wat tegenstroom te staan. Het wordt een knoop tegenstroom. We duiken achter een eiland. Dat scheelt. We zien op de kaart een rug met ondiepte. Daar varen we heen en gaan daar opkruisen. Hoe ondieper hoe minder stroom, het gaat geweldig. Theo vraagt met de wachtwissel hoe ver we nog doorgaan. “Man, vaar wat mij betreft door tot op de bodem.”

We gaan zometeen door een gat tussen twee eilanden door opkruisen. Hoelang, weet ik niet. De stroom is in zo’n gat extra sterk. Misschien gaan we alleen maar heen en weer en komen we nooit door dat gat. Maar we gaan dat gat in en opkruisen, om te beginnen 24 uur, tegen beter weten in.

Kijk ik op de kaart, dan zie ik bij Mindelo de heenroute van de Ya’s wereldreis, waar de uitdaging is begonnen om de wereld energieneutraal te ronden. Als we het echt fossielvrij halen, ja als we het halen, dan gaat die champagnefles eraan, in 1 keer, tot op de bodem.

Meer weten? Zie www.duurzaamjacht.nl

Peter Hoefnagels

Reacties

Reacties